Werkwoorden VT Thema 2 eten en drinken 26-5-2020

Werkwoorden verleden tijd
Doel van de les:
Aan het eind van de les weet ik hoe ik werkwoorden kan vervoegen in de verleden tijd. 

De verleden tijd is de tijd van vroeger.  Een werkwoord in de verleden tijd geeft aan dat iets gebeurde of dat iets zo was. 

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden verleden tijd
Doel van de les:
Aan het eind van de les weet ik hoe ik werkwoorden kan vervoegen in de verleden tijd. 

De verleden tijd is de tijd van vroeger.  Een werkwoord in de verleden tijd geeft aan dat iets gebeurde of dat iets zo was. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Twee soorten werkwoorden zwak en sterk
Zwakke werkwoorden
Zijn werkwoorden waarvan de klank in de verleden tijd hetzelfde blijft. Er komt dan TE of TEN achter / DE of DEN

voorbeelden: 
dansen - dansten
leven - leefden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

zwakke werkwoorden?

Slide 5 - Mind map

Werkwoorden verleden tijd
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd veranderen. 

eten          ik at     wij aten
geven      ik gaf   wij gaven
roepen    ik riep  wij riepen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Schrijf in de verleden tijd
Bedienen
Ik ..... Wij ......

Slide 8 - Open question

Schrijf in de verleden tijd
Betalen
Ik ..... Wij ......

Slide 9 - Open question

Schrijf in de verleden tijd
Braden
Ik ..... Wij ......

Slide 10 - Open question

Schrijf in de verleden tijd
Branden
Ik ..... Wij ......

Slide 11 - Open question

Schrijf in de verleden tijd
Slachten
Ik ..... Wij ......

Slide 12 - Open question

Schrijf in de verleden tijd
Brouwen
Ik ..... Wij ......

Slide 13 - Open question