p3 les 2 doel en publiek

Nederlands les 2, Doel & publiek
1. Terugblik p2 - cijfers
2. Doel van p3 - interessante lessen, examen halen! 
3. Terugblik les 1 
4. uitleg Tekstdoel en publiek
5. Aan het werk
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands les 2, Doel & publiek
1. Terugblik p2 - cijfers
2. Doel van p3 - interessante lessen, examen halen! 
3. Terugblik les 1 
4. uitleg Tekstdoel en publiek
5. Aan het werk

Slide 1 - Slide

Wat is het 'onderwerp' van een tekst?
A
Dit vertelt in één woord waar tekst over gaat
B
Geeft de conclusie van de tekst
C
Wie of wat + pv

Slide 2 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met de 'hoofdgedachte' van een tekst
A
Het belangrijkste wat de schrijver duidelijk wil maken met de tekst
B
Wat het uiteindelijke resultaat is
C
Een samenvatting in 1 zin, waar het onderwerp in staat.
D
Wat je denkt over de tekst.

Slide 3 - Quiz

Waar in de tekst kun je de hoofdgedachte vaak vinden? (meerdere antw. mogelijk)
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Die moet je gokken
D
Slot

Slide 4 - Quiz

Wat is een tekstdoel?
A
Hoe de tekst eruit ziet
B
Voor wie de schrijver z'n tekst schrijft
C
Wat de schrijver uiteindelijk vindt van een product
D
Welke bedoeling de schrijver heeft met de tekst

Slide 5 - Quiz

Tekstdoelen
Amuseren 

Informeren
Instrueren 

Overtuigen 
Overhalen/Activeren

Slide 6 - Slide

Tekstdoelen
Amuseren -> (vermaken) De schrijver wil dat de lezer zijn tekst leest voor zijn plezier. Boek, tijdschrift

Informeren -> om de lezer informatie te geven. krantenartikel, nieuwsbrief, nieuwsbericht

Instrueren-> om de lezer een instructie te geven. Een instructie zegt hoe je iets moet doen, stappenplan. Recept, gebruiksaanwijzing

Slide 7 - Slide

Tekstdoelen
Overtuigen-> de schrijver wil dat de lezer dezelfde mening krijgt als hij. Een overtuiging is een mening. De schrijver geeft argumenten om de lezer te overtuigen. Betoog, klachtenbrief, column

Overhalen/Activeren-> de schrijver wil dat de lezer iets gaat DOEN. 
reclame, folder van een goed doel

Slide 8 - Slide

Als het tekstdoel informeren is, lees je vooral:
A
Meningen
B
Instructies
C
Argumenten
D
Feiten

Slide 9 - Quiz

Wat is de tekstdoel van de schrijver?
A
hetzelfde als de hoofdgedachte
B
dat ligt aan het onderwerp
C
wat hij wil bereiken bij de lezer
D
geld verdienen met zijn teksten

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het tekstdoel 'activeren'?
A
De schrijver wil de lezer aansporen om iets te doen
B
De schrijver wil laten zien hoe je iets moet doen
C
De schrijver wil met feiten informatie geven over product
D
De schrijver wil dat je van mening verandert

Slide 11 - Quiz

De montagehandleiding voor je Ikea kastje heeft als tekstdoel:
A
Amuseren
B
instrueren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist: Bij het tekstdoel overtuigen gaat het om de mening van de schrijver en geeft hij argumenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een overtuigende tekst:
A
Nieuwsbericht
B
Recept
C
Recensie
D
Stripverhaal

Slide 14 - Quiz

Aan het werk
maken: 

boek A
blz. 17 en 18: opdracht 1 en 2 
blz. 22 en 23: examenopdracht 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video