This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welke soort zin is: Hij nam de boot naar Spanje.
A
Bevelende zin
B
Vragende zin
C
Bevestigende zin
D
Ontkennende zin
Slide 1 - Quiz
Welke soort zin is: Kom je morgen bij me langs?
A
Ontkennende zin
B
Bevestigende zin
C
Vragende zin
D
Uitroepende zin
Slide 2 - Quiz
Welke soort zin is: Het is hier heel koud!
A
Bevelende zin
B
Ontkennende zin
C
Uitroepende zin
D
Bevestigende zin
Slide 3 - Quiz
Welke soort zin is: Ik ben geen grote fan van die zanger.
A
Bevestigende zin
B
Ontkennende zin
C
Vragende zin
D
Bevelende zin
Slide 4 - Quiz
Welke soort zin is: Ga morgen bij hem langs!
A
Uitroepende zin
B
Bevestigende zin
C
Bevelende zin
D
Ontkennende zin
Slide 5 - Quiz
Zet om in een vragende zin: Ik heb geen spijt van die keuze.
Slide 6 - Open question
Zet om in een bevelende zin: Haal jij straks die bal?
Slide 7 - Open question
Zet om in een vragende zin: Wat heb jij me doen lachen!
Slide 8 - Open question
Zet om in een bevestigende zin: Ik eet niet graag snoepjes.
Slide 9 - Open question
Zet om in een bevelende zin: Kan je mij dat boek terug geven?
Slide 10 - Open question
Zet om in een ontkennende zin: Ik wil later buschauffeur worden.
Slide 11 - Open question
Zet om in een uitroepende zin: Voel ik me gelukkig?
Slide 12 - Open question
Zet om in een bevestigende zin: Kwam jij gisteren langs?
Slide 13 - Open question
Noem minstens 3 soorten zinnen op IN 1 KEER! (meer mag ook!)
Slide 14 - Mind map
Hoe heet het bewust gebruik van een woord of meerdere woorden in verschillende betekenissen tegelijkertijd? Vaak wordt er een komisch effect mee beoogd. Dit heet een...
Slide 15 - Open question
Vergeet bij de
volgende oefeningen
de HOOFDLETTER en
het LEESTEKEN
niet!
Slide 16 - Slide
Maak een vragende zin met de woorden: heb - een - ik - stuk - groot - gegeten - kaas
Slide 17 - Open question
Maak een ontkennende zin met de woorden: het - waar - ik - niet - weet - ligt - boek
Slide 18 - Open question
Maak een bevestigende zin met de woorden: bibliotheek - nieuwe - ik - gisteren - de - naar - ging
Slide 19 - Open question
Maak een uitroepende zin met de woorden: mooie - wat - jij - ogen - een - heb - toch
Slide 20 - Open question
Maak een bevelende zin met de woorden: mij - onmiddellijk - geef - bal - die - terug