Herhaling feit/mening/argument/fake news

Herhaling
feit - mening
argumenten
fake news 
 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

Herhaling
feit - mening
argumenten
fake news 
 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide


Duid een feit aan
A
Dit is een foto van een man.
B
Met een tongpiercing vindt iedereen je cool.
C
Een tongpiercing vinden alle volwassenen belachelijk.
D
Deze man steekt zijn tong uit.

Slide 3 - Quiz


Duid een mening aan
A
Dit is een foto van een man.
B
Met een tongpiercing vindt iedereen je cool.
C
Een tongpiercing vinden alle volwassenen belachelijk.
D
Deze man steekt zijn tong uit.

Slide 4 - Quiz

SAMENVATTING
FEIT = echt, je kunt het bewijzen
MENING = iets wat je denkt of vindt van iets of iemand

Slide 5 - Slide

OPDRACHT


* Duid de zinnen aan die een FEIT weergeven!

PAS OP: soms is er meer dan één antwoord mogelijk!

Slide 6 - Slide


A
Er is maar één leuke sport, dat is paardrijden.
B
Het meisje rijdt op een wit paard.
C
Paardrijden is een echte meisjessport.
D
Paarden stinken altijd.

Slide 7 - Quiz


A
De gitarist heeft zwart haar.
B
Gitaarspelen is echt moeilijk.
C
De jongen draagt een jeans.
D
Gitaar is enkel voor jongens.

Slide 8 - Quiz


A
Vanille-ijs, dat vind ik lekker!
B
Dit ijs zit in een horentje.
C
Gewoon ijs is lekkerder als softijs.
D
Er zit maar één bolletje op het horentje.

Slide 9 - Quiz


A
De man met de rode pet draagt een blauwe overall.
B
Automonteur is een beroep voor jongens.
C
Deze man werkt aan een auto.
D
Iedereen kan dit beroep doen.

Slide 10 - Quiz

Alleen stoere meisjes hebben een tatoeage.
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quiz

OPDRACHT


* Geef je mening over de volgende uitspraken.


Slide 12 - Slide

De kerstvakantie en de herfstvakantie zouden langer moeten duren en de zomervakantie korter.

Slide 13 - Open question

Iedereen zou een douche moeten nemen, voordat er gezwommen wordt in een openbaar zwembad.

Slide 14 - Open question

OPDRACHT
* Staat hier een feit, mening of argument? 

FEIT= echt, kan je bewijzen
MENING= wat je zelf denkt of vindt 
ARGUMENT = reden

Slide 15 - Slide

Welke zin bevat géén argument?
A
Ik blijf vandaag lekker binnen, want het stormt.
B
Mijn zus is jarig en geeft vanmiddag een feest.
C
Rode auto's zijn stoer, want een Ferrari is ook een rood.
D
Omdat hij bang is, durft hij niet in de Python.

Slide 16 - Quiz

Mavo is het leukste vak op school.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 17 - Quiz

Ik vind 'Super Mario Bros' een leuke film.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 18 - Quiz

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 19 - Quiz

De zomervakantie moet van 8 naar 6 weken gaan.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 20 - Quiz

ECHT OF NEP
Wat is het verschil?

Echt / realiteit = het is echt gebeurd, het is waar, je kan het bewijzen

Nep / fictie = het is verzonnen, het is niet echt, je kan het niet bewijzen

Slide 21 - Slide

OPDRACHT


* Is het echt of verzonnen?


Slide 22 - Slide

VERKEERSBORD
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 23 - Quiz

SPROOKJE
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 24 - Quiz

STRIPVERHAAL
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 25 - Quiz

WEERBERICHT
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 26 - Quiz

MOPJE/GRAP
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 27 - Quiz

REISGIDS
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 28 - Quiz