3e b/k 13-16 toetsvragen

Wat is een fokuswoning?
A
Wonen geestelijk gehandicapten met begeleiding
B
Wonen lichamelijk gehandicapten zelfstandig met ADL hulp
C
wonen lichamelijk gehandicapten in een groep
D
Wonen geestelijk gehandicapten met ADL hulp
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is een fokuswoning?
A
Wonen geestelijk gehandicapten met begeleiding
B
Wonen lichamelijk gehandicapten zelfstandig met ADL hulp
C
wonen lichamelijk gehandicapten in een groep
D
Wonen geestelijk gehandicapten met ADL hulp

Slide 1 - Quiz

De zorgvrager heeft een eigen appartementje en krijgt een paar keer per dag ondersteuning van een beroepskracht. Woonvorm:
A
24-uurs zorg
B
begeleid zelfstandig wonen
C
zelfstandig wonen

Slide 2 - Quiz

Wat is platgoed
A
Wasgoed zoals Ondergoed
B
Gestreken 'afgeplat' goed zoals spijkerbloeken
C
Wasgoed wat je plat opvouwt zoal lakens
D
Goed zonder knopen of ritsen

Slide 3 - Quiz

Wat regelt de Arbowet?

A
de veiligheid van de werknemer
B
de gezondheid en het welzijn van de werknemer
C
de gezondheid van de werknemer
D
de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemer.

Slide 4 - Quiz

Eerstegraads brandwond 
Tweedegraads brandwond 
Derdegraads brandwond

Slide 5 - Drag question

wat betekent deze pictogram?

A
Product heeft een vernietigend effect op lichaamsweefsels als huid, ogen en slokdarm en veroorzaakt brandwonden.
B
Kan gemakkelijk vlam vatten
C
Product kan, als het in het milieu terechtkomt, schadelijk zijn voor de organismen.

Slide 6 - Quiz

14. Wat betekenen de pictogrammen? Match de pictogrammen uit de linker kolom met de betekenissen uit de rechterkolom
strijken
drogen
bleken
wassen

Slide 7 - Drag question

Wat betekent milieubewust werken?
A
Dat je het mondkapje overal laat slingeren
B
Dat je in je elleboog niest
C
Dat je zo een goede werkhouding hebt zodat je het lichaam niet belast
D
Dat je zo min mogelijk je leefomgeving vervuilt

Slide 8 - Quiz

Wat gebruik jij voor het schoonmaken van een vet fornuis?
A
Chloor
B
vetoplosser
C
Azijn
D
Glassex

Slide 9 - Quiz

Waarmee ontkalk je een koffiezetapparaat?
A
Chloor.
B
Groene zeep.
C
Soda.
D
Natuurazijn.

Slide 10 - Quiz

chloor is een
A
onderhoudsmiddel
B
reinigingsmiddel
C
desinfecteermiddel
D
oplosmiddel

Slide 11 - Quiz

Wat is de functie van onderhoudsmiddelen?
A
Dat materialen glanzen.
B
Dat materialen niet meer roesten.
C
Dat materialen geen bacterie meer bevatten.
D
Dat materialen een extra beschermlaagje krijgen.

Slide 12 - Quiz

Dirk heeft de beperking dat hij niet goed kan horen.
Wat voor soort beperking is dit?
A
een lichamelijke beperking
B
een verstandelijke beperking
C
een visuele beperking
D
een auditieve beperking

Slide 13 - Quiz

Kijk naar de afbeelding. Wat is dit?
A
Stofzuiger
B
Bezem
C
Mop
D
Stofwisser

Slide 14 - Quiz

Welke stap gebruik je eerst als je iemand in een rolstoel zet.
A
Rem op de rolstoel zetten
B
Client in de stoel zetten
C
Voetsteunen inklappen(omhoog)
D
Voeten op de voetsteun zetten

Slide 15 - Quiz

De juiste Schoonmaakregel is
A
Werk van binnen naar buiten.
B
Werk van laag naar hoog.
C
Werk van schoon naar vuil.
D
Eerst sanitaire ruimtes schoonmaken daarna kamer.

Slide 16 - Quiz

Bij het wassen moet je de juiste hoeveelheid wasmiddel gebruiken. Waar houd je rekening mee?
A
De kleur van het wasgoed en het merk van de wasmachine
B
de vuilgraad en de kleur van het wasgoed
C
De hardheid en de temperatuur van het water
D
De hardheid van het water en de vuilgraad van het wasgoed

Slide 17 - Quiz

Welk schoonmaakmiddel kies je voor het schoonmaken van een koelkast
A
Chloorbleekmiddel
B
soda
C
allesreiniger
D
Azijn

Slide 18 - Quiz

Wat is de functie van de schijf van vijf?
A
Het helpt je niet dik te worden
B
Het geeft aan hoe je gezond blijft
C
Het is een hulpmiddel om gevarieerd te eten
D
Het maakt wekelijkse menu's om gezond te eten

Slide 19 - Quiz

Dit hoort er NIET in de schijf van vijf
A
Appels
B
Ongezouten noten
C
boter
D
gezouten nootjes

Slide 20 - Quiz

voor het verwijderen van kalkaanslag kan je het beste een ........ schoonmaakmiddel gebruiken
A
basisch
B
zuur

Slide 21 - Quiz

welke reinigingsniveaus zijn er
A
ruwschoon, automatisch schoon, chemisch schoon
B
automatisch schoon, huishoudelijk schoon smetschoon
C
ruwschoon huishoudelijk schoon smetschoon
D
huishoudelijk schoon chemisch schoon smetschoon

Slide 22 - Quiz