HIN - 1BKA cursus 3 paragraaf 2 (personages)

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1-4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Fijn dat je er bent!
We gaan vandaag verder met het onderdeel Fictie. Pak je boek voor op blz 64,  je pen en je schrift. 
 Log in op deze LessonUp. 


timer
3:00

Slide 2 - Slide

Mededelingen
  • Prachtige werkstukken van Engels gezien! Geweldig, ik ben echt supertrots op jullie. 
  • Djylano is deze week voor het laatst. Jammer dat je weggaat! We gaan je missen, Djylano. 
  • Mentorles morgen. Ik heb overleg van werkweek Ardennen. Eventueel van 8.15 tot 8.30? 
  • Heeft iemand nog een mededeling? 

Slide 3 - Slide

  • Welkom
  • Voorlezen Gebroeders  Leeuwenhart
  • Korte herhaling fictie en non-fictie
  • Aan de slag  
  • Vragen stellen en afsluiten.

Slide 4 - Slide

Lesdoel:
Fictie - personages  

Je leert je inleven in personages.

Je leert uitleggen hoe een personage zich voelt  

Slide 5 - Slide

Lekker even lezen...
timer
10:00
Je hoeft alleen maar stil te zijn en te luisteren. 

Slide 6 - Slide

Weet je nog een
voorbeeld van non-fictie?

Slide 7 - Mind map

Weet je een voorbeeld
van fictie?

Slide 8 - Mind map

Weet je een voorbeeld
van non-fictie?

Slide 9 - Mind map

Fictie of non-fictie
Fictie betekent verzonnen. 
Genres hierbij: sprookjes, sciencefiction, verzonnen romans, etc. 

Non-fictie betekent niet verzonnen. Een schrijver schrijft over personen die echt bestaan en gebeurtenissen die echt gebeurd zijn.
Genres hierbij: dagboeken uit de oorlog, biografieën over iemands leven, krantenartikelen.

Slide 10 - Slide

We gaan het hebben over...

  • personages
  • hoofdpersonen en bijpersonen 
  • Inleven 



Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Personages
Personage = een persoon in een verhaal. Het personage over wie we het meeste weten, noemen we de hoofdpersoon. Je leest over de gebeurtenissen alsof je hem/haar bent.

Echte mensen leer je kennen door wat ze zeggen en wat ze doen. In verhalen lees je ook wat iemand denkt en voelt. Je leest wat ze hebben meegemaakt, wat ze voelen en waarom ze doen wat ze doen.  Door te lezen leer je je beter in te leven in andere mensen. 



Slide 13 - Slide

Mickey Mouse is een:
A
Bijfiguur
B
Non-fictie
C
Hoofdpersonage

Slide 14 - Quiz

Wat is een bijfiguur?
A
Het meest onbelangrijke personage in het verhaal.
B
De personages die geen hoofdpersoon zijn.
C
Hetzelfde als een hoofdpersoon.
D
De uitgebreid beschreven personages.

Slide 15 - Quiz

Inleven in een verhaal betekent...
A
Dat je de hoofdpersoon herkent.
B
Dat je de situaties waarin de hoofdpersoon zich bevindt, herkent.
C
Dat je meeleeft met de hoofdpersoon.
D
Dat je je kunt voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand anders zich voelt.

Slide 16 - Quiz

Als je veel leest kun je je beter inleven in andere mensen. Wat betekent dat?
A
dat je je kan voorstellen hoe iemand anders zich voelt
B
dat je anderen niet goed begrijpt

Slide 17 - Quiz

Wanneer kun je je (meestal) goed inleven in een verhaal?
A
Als de hoofdpersoon cool is
B
Als de hoofdpersoon ongeveer dezelfde leeftijd heeft als jij

Slide 18 - Quiz

Heb je nog                      vragen?

Slide 19 - Slide

aan het werk
Ga naar cursus 3, paragraaf 2 Personages op blz 67
B: Maak opdracht 1 t/m 4 en lees de teksten en de theorie.
K: Maak opdracht 1 t/m 5 en lees de teksten en de theorie.
Klaar? Maak samenvatting van cursus 3 of ga lekker lezen
timer
15:00

Slide 20 - Slide

Aan het werk!
Maken: opdrachten van 


Slide 21 - Slide

Huiswerk (donderdag/Magister)
Ga naar cursus 3, paragraaf 2 Personages op blz 67
B: Maak opdracht 1 t/m 4 en lees de teksten en de theorie.
K: Maak opdracht 1 t/m 5 en lees de teksten en de theorie.
Klaar? Maak samenvatting van cursus 3 of ga lekker lezen

Slide 22 - Slide

Heb je nog                      vragen?

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide