§2 Personages

Fictie
§2 Personages

Klaar voor de les?
  • Boek blz. 60
  • Mobiel in je tas
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Fictie
§2 Personages

Klaar voor de les?
  • Boek blz. 60
  • Mobiel in je tas

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

doel
uitleg
opdrachten maken
opdrachten bespreken
afsluiten

Wat gaan we vandaag doen?
  • Doel
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Antwoorden bespreken
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Kunnen 
Je weet wat inleven is.

Je weet wat een personage is.






 
Je kunt je inleven in personages.

Je kunt uitleggen hoe een personage zich voelt.





Weten 

Slide 3 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Wat je leest en bekijkt in boeken, tijdschriften, op internet en op de televisie, kun je verdelen in twee groepen:








Fictie en non-fictie
Fictie
Non-fictie
Verzonnen verhalen
Teksten waarin de schrijver informatie geeft, je wil overtuigen van zijn mening of uitleggen hoe je iets moet doen

Slide 4 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Verhalen zijn altijd verzonnen. Toch is er veel verschil in de manier waarop schrijvers dingen verzinnen. 











Realistisch en niet-realistisch
Realistisch
Niet-realistisch (fantasieverhaal)
Als een schrijver mensen en gebeurtenissen verzint die erg lijken op de werkelijkheid, noem je het verhaal realistisch. 
Als een schrijver een verhaal verzint met veel dingen die in werkelijkheid niet kunnen, dan is het verhaal niet-realistisch.

Slide 5 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.


A
fictie
B
non fictie

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


A
fictie
B
non fictie

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

fictie of nonfictie
A
fictie
B
non fictie

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


Wat is dit?
timer
0:10
A
fictie
B
non-fictie

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Vormen van fictie zijn:
timer
0:10
A
Strips, gedichten, korte verhalen, series, films, musicals
B
Kookboeken, reisgidsen, informatiefolders
C
Krant, tijdschriften, poster

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

voorbeelden van non-fictie zijn:

timer
0:10
A
schoolboeken / krantenartikelen
B
De musical 'Cats'
C
sprookjes / stripverhalen
D
boeken van Carry Slee

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

           Broergeheim - Emiel de Wild
Lees
Klassikaal lezen fragment 'Broergeheim' (tekst 1, 2 en 3)
Maak
Maak opdracht 1, 2 en 3
Hoe
Schrift
Tijd
15 minuten
Eerder klaar
Ga stil lezen
Resultaat
Klassikaal bespreken
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Kunnen 
Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.

Je weet wat het verschil is tussen realistisch en niet-realistisch.





 
Je kunt verschillende voorbeelden geven van fictie en non-fictie.

Je kunt in eigen woorden uitleggen of een verhaal meer of minder realistisch is.



Weten 
Lesdoel gehaald?

Slide 17 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Wat is volgens jou het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Wat is volgens jou het verschil tussen een realistisch en een niet-realistisch verhaal?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Ik heb vandaag netjes gewerkt.

Slide 20 - Poll

This item has no instructions

Opruimen en stoel aanschuiven

Slide 21 - Slide

This item has no instructions