Eerst neem je de zin over en verdeel je de zin in zinsdelen door / strepen te plaatsen. Let op: plaats voor en na de / een spatie.
Daarna ontleed je de zin in zinsdelen (pv, o, wg, lv, mv en bwb) door de kaartjes naar de juiste plek te slepen.
(geen naamwoordelijk gezegde in deze oefeningen)
Niet alle zinsdelen zitten in iedere zin. Zit het zinsdeel er volgens jou niet in? Sleep het kaartje dan naar het zwartje blokje.