ww 2

werkwoordspelling
Werkwoordspelling 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

werkwoordspelling
Werkwoordspelling 

Slide 1 - Slide

In deze les: 
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • gebiedende wijs 
  • persoonsvorm verleden tijd
  • voltooid deelwoord 

Slide 2 - Slide

persoonsvorm 
tegenwoordige tijd 
enkelvoud 
ik 
....jij/je
gebiedende wijs 
stam  
hij/zij/het
jij/je
namen
stam+t  
meervoud 
wij/we
zij 
jullie 
...
hele werkwoord  

Slide 3 - Slide

Het hele werkwoord -en noemen we:
A
de stam
B
hele werkwoord
C
infinitief
D
de hij-vorm

Slide 4 - Quiz

enkelvoud
meervoud
Ik
Meneer van derPloeg
Hij
De parade
Wij
De slangen
De televisie
Jullie

Slide 5 - Drag question

Als je achter het werkwoord staat, dan schrijf je......
A
hele werkwoord
B
de stam
C
stam+t
D
voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

De gebiedende wijs 

Verroer je niet!
Schuif je stoel aan. 
Pas op!
Zit!
Houd je mond dicht als ik praat. 
Loop naar de maan!
  • Zinnen met een bevel. 
  • Het onderwerp ontbreekt. 
  • Staat vooraan in de zin. 
  • Je schrijft de stam van het woord. 
Een moeilijk woord voor gebiedende wijs is imperatief 

Slide 8 - Slide

Bij de gebiedende wijs schrijf je:
A
het hele werkwoord
B
de hij-vorm
C
het voltooid deelwoord
D
de stam

Slide 9 - Quiz

Wat ontbreekt er bij de gebiedende wijs in de zin?
A
de persoonsvorm
B
het werkwoord
C
het onderwerp
D
de hoofdletters

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden 

Zij managet 
hij updatet 
zij croste
Hij hockeyt 
Ik mix 
Wij managen  


Slide 11 - Slide

Vul de persoonsvorm in
Hij .............. de muziek. (mixen, t.t.)
A
mixed
B
mixt
C
mixet
D
mix

Slide 12 - Quiz

Vul de persoonsvorm in
Jelte ........... tijdens de voetbalwedstrijd. (scoren, t.t.)
A
scored
B
scoort
C
scoret
D
scoorde

Slide 13 - Quiz

persoonsvorm 
verleden tijd  
sterke werkwoorden
veranderen van klank
zwakke werkwoorden
enkelvoud
meervoud  
Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. 
Je moet ze onthouden. 
lopen - liepen 
slapen - sliepen 
geven - gaven 

+te
+de
+ten
+den
In de verleden tijd gebruik je het 't ex-kofschip 
om zeker te weten of je +te of +de moet schrijven. 

Slide 14 - Slide

Vul de verleden tijd in
repareren

Mijn vader ............. de auto. 
reparen (de r zit niet in het 't ex-kofschip) 
repareerde 

Slide 15 - Slide

Vul de verleden tijd in
lachen

De meester .............. ons allemaal uit.   
lachen (de h zit wel in het 't ex-kofschip) 
lachte 

Slide 16 - Slide

Ik schrijf een t in de verleden tijd bij deze letters:
A
a e i o u
B
x v w t r s p
C
t s x y f k s c h p
D
t k f s c h p

Slide 17 - Quiz

Welke werkwoorden veranderen van klank?
A
rode werkwoorden
B
zwakke werkwoorden
C
sterke werkwoorden
D
alle werkwoorden

Slide 18 - Quiz

voltooid deelwoord   
sterke werkwoorden
veranderen van klank
zwakke werkwoorden
ge+stam+t/d
Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. 
Je moet ze onthouden. 

Zij hebben gelopen.
De kast is verkocht.
Dat hebben wij vermeden. 
Ik ben verrast. 

woorden met ver- her- ont- be- of -er krijgen geen ge- extra ervoor
Bij het voltooid deelwoord gebruik je het 't ex-kofschip 
om zeker te weten of je een t of een d moet schrijven. 
Vaak wordt het voorvoegsel ge- voor de stam van het werkwoord geplaatst en komt er een d of t achter. 
veel werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her-, ont- of ver-: bewonen - bewoond, erkennen - erkend, gebeuren - gebeurd, herinneren - herinnerd, ontdekken - ontdekt, verdelen - verdeeld
In een zin met een voltooid deelwoord 
is de persoonsvorm een hulpwerkwoord. 
Wij hebben de tas gevonden. 
Ik ben verrast. 

Slide 19 - Slide

Vul het voltooid deelwoord in
bedenken

Wat heeft de ondeugende jongen nu weer  .............
bedacht
sterk werkwoord - verandert van klank

Slide 20 - Slide

Vul het voltooid deelwoord in
veranderen

Ik ben  heel erg .............
veranderd
verander + d
Let op: nu geen ge- erbij

Slide 21 - Slide

Wat voor werkwoord is hebben in de zin: 'Wat hebben jullie allemaal gedaan?'
A
zelfstandig werkwoord
B
onderwerp
C
voltooid deelwoord
D
hulpwerkwoord

Slide 22 - Quiz

Welk voorvoegsel wordt het meest gebruikt voor de stam bij het voltooid deelwoord?
A
ge-
B
er-
C
ver-
D
ont-

Slide 23 - Quiz

Vul de goede vorm in van: meedoen (verleden tijd)
'Erik ................. aan de wedstrijd'

Slide 24 - Open question

Vul de goede vorm in van: wennen
'De kinderen uit China zijn nu wel aan onze taal ....................'

Slide 25 - Open question

tegenwoordige tijd
verleden tijd
onderwerp
ik/ ......je 
hij/zij/jij/je...
wij/jullie/zij
gebiedende wijs
voltooid deelwoord 
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
aarzel
aarzelde
geaarzeld
aarzelt
aarzelende
aarzelde
aarzelen
aarzelden
aarzel

Slide 26 - Drag question