Franse ontkenning

• Frans
• Middelbare school
• vmbo b, t
• Leerjaar 2

De ontkenning in het Frans

Waar komt het te staan in de zin?

Het woordje ne komt voor het eerste werkwoord in de zin.

En het woordje pas erna.

Je ne suis pas en forme.

Elke ontkenning 

Je ne suis plus malade. Ik ben niet meer ziek.

Je n’ai rien mangé. Ik heb niets gegeten. 

Je n'aime pas les médicaments. ik hou niet van medicijnen.

Je ne suis pas encore en forme. Ik ben nog niet in vorm.

Je ne suis jamais en forme. Ik ben nooit in vorm.

a, e, i, u ,o ,y en de stomme h

bij de klinkers en de stomme h wordt de 'ne' een n'

voorbeeld: Je n'ai rien mangé.

Uitzonderingen

je hebt 2 uitzonderingen: c'est en il y a.

c'est= Ce n'est pas possible.

il y a= il n'y a pas de pharmacie.

Wat is de juiste ontkenning?

1. Je ne suis pas en forme.
2. Je ne suis plus en forme.
3. Je ne suis pas encore en forme.
4. Je ne suis Jamais en forme.

Nooit
Niets
Niet meer
Niet/geen

ne...pas

ne...jamais

ne....plus

ne....rien

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.

1. Je n'ai pas mangé aujourd'hui
2. Elle n'a fait jamais du sport.
3. Chloé n'est pas contente.
4. Nous ne pas avons regardé la télé.

Wat is niet waar over de ontkenning?

1. bestaat uit ne...pas
2. je zet het om het eerste werkwoord van de zin
3. soms zet je ne en pas achter elkaar
4. met ne ... pas zet je een zin in de ontkenning

wat is NIET de juiste ontkenning?

1. je ne vais pas au lit.
2. je ne reste plus á la maison.
3. mais je ne suis jamais malade.
4. je n'ai plus d'énergie.

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Nous cherchons les cadeaux.  

ne

pas

cadeaux

nous

les

cherchons

maak goed ontkennend.
Samuel a trouvé son short de bain. (niet)

1. Samuel a ne troevé jamais son short de bain.
2. Samuel a ne trouvé plus son short de bain.
3. Samuel a ne trouvé pas encore short de bain.
4. Samuel a ne trouvé pas son short de bain.

maak ontkennend:
c'est

1. ce n'est pas
2. c'est ne pas
3. ne c'est pas
4. c'n'est pas

Maak ontkennend:
Il y a encore des problèmes.
(encore = nog)

1. Il n'y a rien de problèmes.
2. Il y n'a plus de problèmes.
3. Il n'y a plus de problèmes.
4. Il n'y a plus encore de problèmes.

Wat is de plaats van de ontkenning?

1. om het 1e werkwoord in de zin
2. voor het 1e werkwoord in de zin
3. om de persoonsvorm
4. achter het 1e werkwoord in de zin