This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Tafels
2-3-2 zetten
Slide 1 - Slide
Welkom
Pak alvast:
- Leesboek
- Pen en papier
Slide 2 - Slide
Overzicht komende lessen
Vandaag
Beeldspraak en stijlfiguren
Woens. 28-9
Vaste vorm en inhoud + beginnen gedichten
Vrij. 30-9
Oefentoets Spelling & Formuleren, boekopdracht
Dins. 4-10
Geen les
Woens. 5-10
Toets Spelling & Formuleren
Vrij. 7-10
Werken aan bundel + concept inleveren
Dins. 11-10
Werken aan gedichten + bundel definitief inleveren
Woens. 12-10
Geen les
Vrij. 14-10
Oefentoets Proza & Poëzie
Toetsweek
Toets Proza & Poëzie
Slide 3 - Slide
Deze les
Lezen of boekopdracht 1
Beeldspraak en stijlfiguren + oefeningen
Slide 4 - Slide
Lesdoelen
Je kunt de soorten beeldspraak en stijlfiguren (bekend uit de onderbouw) herkennen in een gedicht.
Slide 5 - Slide
Beeldspraak en stijlfiguren
Eerst wat vragen om op te frissen
Klassikale bespreking van beeldspraak incl. vragen
In duo's oefenen met gedicht uit de reader
Klassikaal een paar stijlfiguren
Zelf de rest lezen en oefenen met gedicht uit de reader
Slide 6 - Slide
Eerst wat vragen
Ik stel een aantal vragen
Jullie schrijven voor jezelf op wat je al/ nog weet
Daarna vraag ik een paar antwoorden terug
Slide 7 - Slide
Welke soorten rijm, naast eindrijm, ken jij nog van de vorige les?
Waarom gebruiken dichters beeldspraak?
Welke vormen van beeldspraak ken jij nog?
Waarom gebruiken dichters stijlfiguren?
Welke stijlfiguren ken jij nog?
Slide 8 - Slide
Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik.
Zo kan je iets krachtiger (en soms korter) neerzetten.
Er wordt een beeld gebruikt voor iets wat letterlijk wordt bedoeld (object).
Slide 9 - Slide
Vergelijking
Iets (object) wordt vergeleken met iets wat erop lijkt (beeld)
Beeld én object staan in de zin
Bijv.: Hij is een beer van een vent.
Bijv.: Je kamer, die zwijnenstal, moet worden opgeruimd!
> Wat is het beeld en wat het object?
Slide 10 - Slide
Metafoor
Iets (object) wordt vergeleken met iets wat erop lijkt (beeld)
MAAR: alleen het beeld wordt genoemd
Bijv.: Jouw kamer is echt een zwijnenstal.
Slide 11 - Slide
Personificatie
Levenloze of abstracte dingen krijgen menselijke eigenschappen
Bijv.: De wind huilt om het huis.
Bijv.: Mijn kamer smeekt om een opruimbeurt.
Slide 12 - Slide
Metoniem
Ook een verband tussen object en beeld
MAAR: dit is geen overeenkomst zoals bij vergelijking en metafoor
Bijv.: Nederland won van België. - geheel i.p.v. deel
Bijv.: Ik lust nog wel een bakkie. - voorwerp i.p.v. inhoud
Bijv.: Die lange staat in de weg. - eigenschap i.p.v. persoon
Slide 13 - Slide
'Ik brand van verlangen.'
Welke vorm van beeldspraak?
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Metonymia
D
Synesthesie
Slide 14 - Quiz
'In het zonlicht dansten talloze stofjes.'
Welke vorm van beeldspraak?
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Metonymia
D
Personificatie
Slide 15 - Quiz
Beeldspraak komt veel voor in literatuur en ook in liedjes.
We luisteren naar een fragment uit het nummer Ijskoud van Nielson.
Beantwoord daarna de volgende vraag: welk stukje uit de tekst van IJskoud bevat een personificatie?
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Welk stukje uit de tekst van IJskoud bevat een personificatie?
A
Het is ijskoud
B
Een rilling loopt een rondje op m’n rug
C
Waarom maak je alles stuk?
D
Kunnen we één seconde terug?
Slide 18 - Quiz
Aan de slag
Zie gedicht 'Changement de decor' op blz. 10
Lees en analyseer het gedicht
Noteer en onderstreep de vormen van beeldspraak
In duo's: 10 minuten
Klaar? Even pauze
Slide 19 - Slide
Stijlfiguren
Gebruik je om iets te benadrukken of te verzachten/ af te zwakken
We bespreken er een paar samen
De rest lees je straks zelf
Slide 20 - Slide
Afzwakken
Bij een understatement wordt de mededeling overdreven afgezwakt. Hierdoor ontstaat een spottend effect. Bijv.: 'Ik had een 2,4 voor mijn toets, dus ik heb wel een paar foutjes gemaakt.'
Een eufemisme is een verzachtende uitdrukking die niet spottend is bedoeld. Bijv.: 'We hebben oma naar haar laatste rustplaats gebracht.'
Slide 21 - Slide
Pleonasme en tautologie
Bekijk het filmpje
Beantwoord daarna de volgende kijkvragen:
Wat is een pleonasme? Noem ook een voorbeeld.
Wat is een tautologie? Noem ook een voorbeeld.
Slide 22 - Slide
0
Slide 23 - Video
Benadrukken
Pleonasme: eigenschap zit al in het woord opgesloten en wordt nogmaals benoemd. Bijv.: een houten boom, de hete zon
Tautologie: twee synonieme woord(groep)en die hetzelfde betekenen. > Het 'dubbele' gaat nog een stapje verder dan bij een pleonasme! Bijv.: altijd en eeuwig, zeker en vast
Slide 24 - Slide
Aan de slag
Lees de rest van de theorie over stijlfiguren
Lees en analyseer het gedicht ''n vonkje' op blz. 12
Noteer welke stijlfiguren je herkent
Mag samen, mag alleen. Niet klaar = huiswerk
Slide 25 - Slide
Komende lessen
Vandaag
Beeldspraak en stijlfiguren
Woens. 28-9
Vaste vorm en inhoud + beginnen gedichten (Hw zie Magister)