This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhaling
Proefwerk Hoofdstuk 2
Beweging
Slide 1 - Slide
Combineer de grootheden met de juiste eenheden.
Afstand
Snelheid
Tijd
Meter per seconde
Seconde
Meter
Slide 2 - Drag question
Waar of niet waar? De snelheidsmeter in de auto geeft de gemiddelde snelheid aan
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Waar of niet waar? De stopafstand is kleiner dan de remweg
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Waar of niet waar? Meter per seconde kort je af als m/s
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Waar of niet waar? Als je alcohol drinkt dan wordt je reactietijd korter
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Bij een grotere massa heb je meer/minder kracht nodig om te remmen.
A
Meer
B
Minder
Slide 7 - Quiz
Tom is met de auto op vakantie geweest. De afstand naar zijn bestemming was 300 km. Hij reed vijf uur om de bestemming te bereiken. Tom rekent uit: 300 : 5 = 60. Wat heeft Tom uitgerekend?
A
De tijd
B
De grootste snelheid
C
De afstand
D
De gemiddelde snelheid
Slide 8 - Quiz
Hoe heet de beweging waarbij de snelheid steeds groter wordt.
A
Eenparig
B
Versneld
C
Vertraagd
D
Wisselend
Slide 9 - Quiz
Wat doet de kreukelzone van een auto bij een botsing?
A
Vergroot de reactie-afstand
B
verkleint de reactieafstand
C
Maakt de remweg korter
D
Maakt de remweg langer
Slide 10 - Quiz
Linda zit meestal alleen op haar fiets. Bij een snelheid van 18 km/h is haar remweg 6 m. Vandaag zit haar broertje achterop. Haar snelheid is weer 18 km/h. Ze remt met dezelfde kracht. Welke uitspraak over haar remweg is waar?
A
De remweg is korter dan 6m.
B
De remweg is langer dan 6m
C
De remweg is 2 keer 6m
D
De remweg is 6m.
Slide 11 - Quiz
Ik wil een snelheid van m/s omrekenen naar km/h. Hoe doe ik dat?
A
x 3,6
B
: 3,6
Slide 12 - Quiz
Je ziet hier een vt-diagram. Wat is de snelheid bij 20 sec?