de omgeving 7.2

het zwembad
het voetbalveld
1 / 24
next
Slide 1: Slide
nt2BasisschoolGroep 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

het zwembad
het voetbalveld

Slide 1 - Slide

de brand
de brandweer
de brandweerwagen

Slide 2 - Slide

het ziekenhuis
het tankstation

Slide 3 - Slide

de bushalte
het station

Slide 4 - Slide

de politie
de politieagent

Slide 5 - Slide

de ziekenwagen
de ambulance
het alarmnummer

Slide 6 - Slide

zinnen
De bus stopt bij de bushalte
De trein stopt bij het station
Wij lopen in het park
De jongens voetballen op het voetbalveld
Zij zwemmen elke zaterdag in het zwembad 
De brandweer blust de brand.

Slide 7 - Slide

werkwoorden
Ik rijd met de bus                         Ik betaal met de pin     
Hij rijdt met de trein                   Hij betaalt met contant geld
Wij rijden met de auto               De jongens betalen niet       

Ik wacht op de bus                 
De man wacht op de trein                       Kan ik pinnen?
Wij wachten op de taxi

Slide 8 - Slide

hotel    boekhandel   kerk  moskee   bioscoop  hotel 
restaurant
  1. Ik koop boeken bij de .................................
  2. Ik kijk een film in de ...................................
  3. Vrijdag gaat hij  naar de .............................
  4. Zondag gaan zij naar de ................ ....
  5. Wij eten in het ........................................
  6. wij slapen een nachtje in een .................................

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Hallo meneer.
Hallo meneer.
Dag mevrouw. 
Dag mevrouw.
Mag ik wat vragen? 
Mag ik wat vragen?
Ja, natuurlijk.
Ja, natuurlijk.
Waar staat de koffie? 
Waar staat de koffie?
Die staat daar! 
Die staat daar!

Slide 12 - Slide

Okan:      Hoi …, met Okan.
Ik:              Hoi Okan, hoe gaat het?
Okan:      Prima. Ik ga naar de supermarkt. Ga je met me mee?
Ik:             Ja, dat is goed. Heb je veel nodig?
Okan:     Nee hoor, alleen brood, rijst en fruit.
Ik:             Oké, tot straks.
Okan:      Tot straks.

Slide 13 - Slide


A
het station
B
de bushalte
C
de straat
D
de weg

Slide 14 - Quiz


A
het voetbalveld
B
het zwemhuis
C
het zwembad
D
het badzwem

Slide 15 - Quiz


A
het tankhuis
B
de bushalte
C
het tankstation
D
het station

Slide 16 - Quiz


A
de politieauto
B
het ziekenwagen
C
de garage
D
de brandweerauto

Slide 17 - Quiz


Slide 18 - Open question


Slide 19 - Open question


Slide 20 - Open question

  1. tevreden
  2. sterk
  3. ijverig
  4. dom
  5. recht
  6. veel
  7. dezelfde
  8. glanzend
  9. vrolijk
  10. modern

slim
krom
dof
verschillende
weinig
ontevreden
zwak
bedroefd
ouderwets
lui

Slide 21 - Slide

ijverig, bedroefd, glanzend, verschillende, krom, tevreden, ouderwets
  1.  Dat heb je goed gedaan, ik ben ............................
  2. Mijn zilveren ketting is nieuw en ..........................................
  3. Die stoel is van vroeger en dus................................
  4. Die streep is niet recht maar ..........................................
  5. Een ander woord voor verdrietig is ...............................
  6. Die jongen leert elke avond wel twee uur, hij is ..........................
  7. Jouw sokken zijn niet hetzelfde maar .........................

Slide 22 - Slide

woorden uit het filmpje
uitdagen - Ik daag je uit voor een wedstrijd
opscheppen - zeggen dat je de beste bent
verslaan/ verslagen- ik versla jou met dit spel
een dutje- een kort slaapje
gestaag doorgaan- steeds maar rustig doorgaan
creëren -maken

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video