Meneer Aardrijkskunde


Wat is regionale ongelijkheid?
A
Iedereen verdient evenveel
B
Verschil in welvaart tussen mensen.
C
Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied
D
Ik weet het antwoord niet
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson


Wat is regionale ongelijkheid?
A
Iedereen verdient evenveel
B
Verschil in welvaart tussen mensen.
C
Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied
D
Ik weet het antwoord niet

Slide 1 - Quiz

Regionale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid

Slide 2 - Drag question

Formele sector
Informele sector

Slide 3 - Drag question

Wat is een centrumland?

A
Gebied met een groot winkelcentrum
B
Onderontwikkeld land in het centrum van de wereld
C
Land met de meeste rijkdom en macht binnen het wereldsysteem
D
Ontwikkeld land met veel mensen in de primaire sector

Slide 4 - Quiz

Koploper
Achterblijver
Volger
Periferie
Semi-Periferie
Centrumland
Scharreleconomie
Armoedegrens 1,25 dollar

Slide 5 - Drag question

Tertiaire sector
Secundaire sector
Primaire sector

Slide 6 - Drag question

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiare sector

Slide 7 - Drag question

De beroepsbevolking is....
A
Het aanbod van arbeid
B
De vraag naar arbeid

Slide 8 - Quiz

Het bbp/hoofd = aantal inwoners / alles wat verdiend wordt in 1 jaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Waarom zegt het BBP/hoofd niet altijd iets over hoe rijk of hoe arm iemand is?
A
het is een gemiddelde van iedereen
B
omdat het vaak geheim is

Slide 10 - Quiz

Wat is bbp/hoofd?
A
de hoeveelheid mensen die in een land leven.
B
het verschil tussen welzijn en welvaart
C
het aantal inkomsten van een land delen door de inwoners

Slide 11 - Quiz

Tellen jullie mee voor het BBP/hoofd?
A
Ja!
B
Nee!

Slide 12 - Quiz

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld iemand verdient.
B
Hoeveel iemand van zijn geld kan kopen.
C
Hoeveel supermarkten er in de buurt zijn.

Slide 13 - Quiz

Als weinig mensen kunnen lezen en schrijven is de alfabetiseringsgraad....
A
Hoog
B
Laag

Slide 14 - Quiz

Je kijkt naar de levensverwachting, alfabetiseringsgraad en de koopkracht. Je meet ...
A
welvaart
B
welzijn

Slide 15 - Quiz

In rijkere landen is de alfabetiseringsgraad...
A
klein
B
groot

Slide 16 - Quiz

Landen met een lage levensverwachting zijn....
A
Rijk
B
Arm

Slide 17 - Quiz

Wat is betekent levensverwachting?
A
De verwachting of mensen gezond gaan leven
B
De verwachting hoe oud mensen gaan worden
C
De verwachting wat wat je later gaat verdienen

Slide 18 - Quiz

wat is GEEN onderdeel van de armoedegrens
A
eten kunnen kopen
B
een dak boven je hoofd hebben
C
een goed ziekenhuis in de buurt hebben
D
kleding kunnen kopen

Slide 19 - Quiz

wat is de armoedegrens
A
dat je je arm voelt.
B
geeft aan wanneer je officieel bij de armen behoort
C
een fysieke grens
D
dat je moe bent van het arm zijn

Slide 20 - Quiz

De Armoedegrens is hoog, dus:
A
het land is rijk
B
het land is arm

Slide 21 - Quiz

wat betekent scharreleconomie?
A
mensen doen werk waar geen belasting over betaalt wordt
B
mensen bedelen voor geld
C
mensen doen werk dat niet geregistreerd staat
D
mensen lopen als scharrelkippen

Slide 22 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een beroep uit de "scharreleconomie"
A
Ober
B
Fabrieksmedewerker
C
Schoenpoetser
D
Leraar

Slide 23 - Quiz

Een ander woord voor scharreleconomie is:
A
Formele sector
B
Primaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 24 - Quiz

De scharreleconomie is kenmerkend voor....
A
de arme landen
B
de rijke landen

Slide 25 - Quiz

Scharreleconomie?
A
JA
B
NEE

Slide 26 - Quiz