All Right 1BK words Unit 2

What does 'trousers' mean in Dutch?
A
hemdje
B
trui
C
broek
D
passen bij
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

What does 'trousers' mean in Dutch?
A
hemdje
B
trui
C
broek
D
passen bij

Slide 1 - Quiz

What does 'to hurry' mean in Dutch?
A
snel
B
opschieten
C
te laat
D
durven

Slide 2 - Quiz

What does 'often' mean in Dutch?
A
na
B
vaak
C
gedurfd
D
oven

Slide 3 - Quiz

What does 'boots' mean in Dutch?
A
laarzen
B
boten
C
korte broek
D
gestreept

Slide 4 - Quiz

What does 'grey' mean in Dutch?
A
oud
B
graag
C
donker
D
grijs

Slide 5 - Quiz

Hoe vertaal je 'fel' naar het Engels?
A
glow
B
few
C
fur
D
bright

Slide 6 - Quiz

Hoe vertaal je 'paars' naar het Engels?
A
pink
B
purple
C
jumper
D
paw

Slide 7 - Quiz

Hoe vertaal je 'vroeg' naar het Engels?
A
morning
B
hurry
C
early
D
quick

Slide 8 - Quiz

Hoe vertaal je 'hemdje' naar het Engels?
A
hill
B
dress
C
tank top
D
match

Slide 9 - Quiz

Hoe vertaal je 'goedkoop' naar het Engels?
A
cheap
B
enough
C
expensive
D
dangerous

Slide 10 - Quiz

What does 'village' mean in Dutch?
A
boef
B
stad
C
dorp
D
bezienswaardigheid

Slide 11 - Quiz

What does 'near' mean in Dutch?
A
dichtbij
B
naar
C
nu
D
maat

Slide 12 - Quiz

Wat is 'vrijdag' in het Engels?

Slide 13 - Open question

Wat is 'dinsdag' in het Engels?

Slide 14 - Open question

Wat is 'augustus' in het Engels?

Slide 15 - Open question

Wat is 'juni' in het Engels?

Slide 16 - Open question

Wat is 'eerste' in het Engels?

Slide 17 - Open question