vt en vvt

verleden tijd
Hoe werkt het ook alweer?
't ex-kofschip
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

verleden tijd
Hoe werkt het ook alweer?
't ex-kofschip

Slide 1 - Slide

Verleden tijd
'T  eX- KoFSCHiP ---> ja?
+te
+ ten
Fietsen --> fietS --> fietste of fietsten
'T eX- KoFSCHiP X ----> nee?
+ de
+ den
Gooien --> gooi ---> gooide of gooiden

Slide 2 - Slide

voorbeeld:  fietsen
ik fietste
wij fietsten
zij hebben gefietst

Je vult in/schrijft op:

fietste, fietsten, gefietst

Slide 3 - Slide

Voorbeeld: Ik fiets naar school.
Je schrijft de verleden tijd en voltooide tijd van deze in:

Ik fietste naar school.
Ik ben naar school gefietst.

Slide 4 - Slide

Nu jullie!
Alle werkwoorden zijn regelmatig. Je moet dus 
't x kofschip 
gebruiken.

Slide 5 - Slide

1. rennen

Slide 6 - Open question

De leerling rent naar school.

Slide 7 - Open question

fietsen

Slide 8 - Open question

Hij fietst naar Zwolle.

Slide 9 - Open question

2. luisteren

Slide 10 - Open question

De klas luistert niet naar de docent.

Slide 11 - Open question

3. trainen

Slide 12 - Open question

De voetballers trainen voor de wedstrijd.

Slide 13 - Open question

4. antwoorden

Slide 14 - Open question

Het meisje antwoord op de vraag.

Slide 15 - Open question

kloppen

Slide 16 - Open question

Zij klopt op de deur, want ze wil naar binnen.

Slide 17 - Open question

5. reizen

Slide 18 - Open question

In de vakantie reis ik naar Engeland.

Slide 19 - Open question

6. gooien

Slide 20 - Open question

De voetballer gooit de bal het veld in.

Slide 21 - Open question

7. kleuren

Slide 22 - Open question

De kleuters kleuren de tekening voor hun moeder.

Slide 23 - Open question

8. voetballen

Slide 24 - Open question

Veel leerlingen voetballen in het weekend.

Slide 25 - Open question

9. tekenen

Slide 26 - Open question

De vrouw tekent een portret van de jongen.

Slide 27 - Open question

10. openen

Slide 28 - Open question

Jullie openen je boek op bladzijde 123.

Slide 29 - Open question

1. verleden tijd
2. voorzetsel
3. tegenstelling
4. Stel een vraag met een vraagwoord.
5. Vertel iets over ...
6. huis, omgeving, lichaam

Slide 30 - Slide