Epilepsie 24-10-24

Epilepsie 

1 / 50
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Epilepsie 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen (waarom en wat)
  • De student  beschrijft de definitie van epilepsie
  • De student benoemt de oorzaken van epilepsie
  • De student beschrijft de kenmerken van Gegeneraliseerde epilepsie
  • De student beschrijft de kenmerken van Partiële/focale epilepsie
  • De student heeft inzicht van de medicatie die wordt ingezet bij epilepsie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoe
10.30 - 10.40 inloop en opstart check opdracht. 
10.40 - 11.15 presentatie
11.15 - 11.30 Quiz en eventueel aanvulling
Na afloop van elke opdracht presenteert elk groepje hun bevindingen en oplossingen aan de rest van de klas. Elk groepje moet een korte uitleg geven van hun proces en eindresultaat.
11.30 - 11.45 afronding

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet jij nu van epilepsie?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Wat is epilepsie?
Epilepsie is een aandoening waarbij aanvallen voorkomen. Die aanvallen ontstaan door een plotselinge, tijdelijke verstoring van de elektrische prikkeloverdracht in de hersenen. Epilepsie kent verschillende vormen en ook verschillende soorten aanvallen. Er is ook verschil in oorzaak waardoor epilepsie kan ontstaan.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is epilepsie?
A
insult
B
storing in de hersenfunctie
C
koortsstuip
D
hersenbeschadiging

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Ontstaan/oorzaken epilepsie

Geboorte trauma (zuurstof gebrek tijdens de geboorte)
Hersenletsel
Hersenvliesontsteking
Hersenbloeding (CVA)
Gezwel (tumor) in de hersenen



Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Oorzaken
  • Erfelijke factoren
  • Veroudering ( hersenaandoeningen)
  • Verstandelijke beperking ( 30% zorgvragers verstandelijke beperking heeft epilepsie)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Epilepsie en verstandelijke beperking
  • 30% van zorgvragers met verstandelijke beperking heeft epilepsie
  • Hoe ernstiger de beperking hoe meer kans op epilepsie
  • Epilepsie kan leiden tot:
  • -  afname geestelijke vermogens 
  • - Ziekte van Alzheimer 
  • - Syndroom van Down

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Waar begint epilepsie?
A
Ruggenmerg
B
Zenuwen in de rug
C
Hersenen
D
Wervelkolom

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

wat hoort bij epilepsie ?
A
aanvallen
B
bloed krijgen
C
spelen
D
dansen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Triggers
  • overmatig alcoholgebruik en drugs;
  • slaaptekort;
  • de periode voor of na spanningen/emoties/stress;
  • (hormonale veranderingen)
  • lichtflitsen 
  • temperatuurswisseling zoals bij koorts
  • het niet innemen van de medicatie

Slide 12 - Slide

This item has no instructions




2 Soorten
 epileptische aanvallen


Partiele/focaal aanvallen



Gegeneraliseerde aanvallen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Gegeneraliseerd en partiele epilepsie


> Gegeneraliseerd (twee kanten)
> Partiele epilepsie (een kant/gebied)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Gegeneraliseerde aanvallen

Begint midden in de hersenen
Bewustzijn is verstoord
Motorische verschijnselen gaat over alle willekeurige spieren
Deze aanvallen komen vaker voor bij zorgaanvragers met Alzheimer of downsyndroom.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Gegeneraliseerde epilepsie
  • Myoclonische aanvallen
  • Absences
  • Atonische aanvallen 
  • Tonisch-clonische aanvallen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Fases Gegeneraliseerde aanval 
Tonisch clonische aanval: 
                                       Aura (verschijnsel)
                                       Tonische fase, aanspannen spieren
                                       Clonische fase, lichaam schokt
                                       Verslappingsfase,  lichaam gaat ontspannen
                                       Herstelfase,  verward/moe/hoofdpijn

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Myoclonische aanvallen
  • Deze aanvallen gaan gepaard met snelle, schokkende bewegingen van spiergroepen. 
  • Ze kunnen mild zijn, zoals een schok in de arm, of ernstiger met hevige spierschokken door het hele lichaam.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Absence

  • Plotseling kortdurende bewustzijnsdaling.
  • Voor zich uit staren.
  • Subtiele beweging of  schokjes.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Absences
  • Absences zijn korte periodes van bewustzijnsverlies die vaak voorkomen bij mensen met gegeneraliseerde epilepsie, vooral bij kinderen
  • Tijdens een absence lijkt de persoon tijdelijk afwezig te zijn en kan de omgeving lijken te vervagen. 
  • Absences kunnen verschillende seconden tot een halve minuut duren.
  • Worden meestal niet gevolgd door een verwardheidsperiode.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

Atonisch aanvallen
  • Tijdens deze aanvallen verliest de persoon plotseling de spierspanning, wat kan leiden tot vallen zonder waarschuwing. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Tonisch-clonische aanvallen
  • Ook bekend als grand mal-aanvallen
  • Deze zijn vaak hevig en betrekken het hele lichaam
  • De tonische fase wordt gekenmerkt door spierstijfheid, gevolgd door de clonische fase met schokkende bewegingen
  • Na de aanval kan de persoon gedesoriënteerd en vermoeid zijn. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Partiele aanvallen

Spelen af in aanwijsbare plaats in de hersenen.
Aanval beperkt tot 1 lichaamsdeel.
Zorgvrager is gedeeltelijk of geheel bij bewustzijn.
Duur enkele seconden of minuten zonder dat dit wordt waargenomen door een ander.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Partiële epilepsie
  • Eenvoudige partiële aanvallen
  • Complexe partiële aanvallen

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Eenvoudige partiële aanvallen
  • Deze aanvallen beginnen in een specifiek deel van de hersenen 
  • Veroorzaken lokale symptomen, zoals:
  • - tintelingen, 
  • - spierkrampen 
  • - of vreemde geuren of smaken. 
  • Het bewustzijn blijft behouden. 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Complexe partiële aanvallen
  • Tijdens deze aanvallen ervaart de persoon veranderingen in het bewustzijn, 
  • met mogelijk onwillekeurige bewegingen zoals kauwen, slikken, frunniken aan kleding, en complexe handelingen. 
  • Na de aanval kan de persoon zich verward en vermoeid voelen

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Wat is het allerbelangrijkst bij epilepsie?
A
Aanval voorkomen
B
Middel met zo min mogelijk bijwerkingen
C
Geen interacties
D
Juiste stof en dosis ongeacht fabrikant

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Welke vormen van epilepsie zijn er?
A
Clonische, tonische en atonische epilepsie.
B
Partiële en complexe epilepsie.
C
Gegeneraliseerde epilepsie en status epilepticus.
D
Partiële en gegeneraliseerde epilepsie.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Het bewustzijn is gedaald bij een:
A
Eenvoudig partiële aanval
B
Complex partiële aanval

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Met welk onderzoek kan je de diagnose epilepsie stellen?



A
EMG (Elektromyografie) onderzoek waarbij de elektrische activiteit van spieren wordt gemeten.
B
Bloedonderzoek
C
EEG (Elektro-encefalogram) onderzoek waarbij hersenactiviteit elektrisch wordt gemeten.
D
ECG (Electrocardiogram) geeft elektrische signalen van het hart in een grafiek weer.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Welke interventies pas je toe bij een epileptisch insult?

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Slide 36 - Video

This item has no instructions

Hoe ernstiger de hersenaandoening, hoe groter de kans op epilepsie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Behandeling epilepsie

Medicijnen
Epilepsiechirurgie
Ketogeen dieet
Nervus Vagus Stimulatie (NVS)
Diepe Brein Stimulatie (DBS)

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Behandeling
  • Medicamenteuze behandeling (anti-epileptica)
- helpt in ± 70 % van alle gevallen
- werking wordt oa met bloedspiegel bepaald
- heeft over het algemeen nadelige bijwerkingen
- therapietrouw is belangrijk

  • Chirurgische behandeling om haard te verwijderen
  • Ketogeen dieet (vooral bij kinderen)
  • Nervus Vagus stimulatie


Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Coupeermedicatie
Medicatie die ervoor zorgt dat aanval onderbroken wordt. (Couperen betekent 'afsnijden'). Medicatie wordt ingebracht via:

  • Rectaal: Stesolid rectiole
  • Wangzak: Rivotril druppels
  • Neusspray: Midazolam



Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Medicijnen (anti-epilectia)
Levetiracetam: Merknaam: Keppra.
 
Valproïnezuur: Merknamen: Depakine, Orfiril.

Carbamazepine: Merknaam: Tegretol.

Lamotrigine: Merknamen: Lamictal, Dispers.

Fenytoïne: Merknaam: Epanutin
Topiramaat: Merknaam: Topamax.
  
Oxcarbazepine: Merknaam: Trileptal.

Clobazam: Merknaam: Frisium.

Ethosuximide: Merknaam: Zarontin.

Clonazepam: Merknaam: Rivotril.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Leefregels
  • Rekening houden met de ziekte
  • Baden (zwemmen) 
  • Sporten 
  • Helm dragen
  • Beperkt alcoholgebruik
  • Autorijden 
  • Beroep
  • Slapen / rusten
  • Stressvolle situaties vermijden
  • Uitlokkende prikkels vermijden

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Aandachtspunten bij de begeleiding

Slide 45 - Mind map

  • Observeren
  • Veilige omgeving
  • aanspreken
  • verstikkingsgevaar
  • ondersteunen bij acceptatie gevolgen epilepsie
  • passende activiteiten aanbieden
  • prikkelarme omgeving
  • Controleren op verwondingen na aanval
  • Lichamelijke verzorging na aanval (verlies urine)
  • Medicatie toedienen (protocol)
  • Medische hulp inschakelen
  • Goed rapporteren
  • Dagboekje bijhouden
wat zijn je observatie punten van je verpleegkundige rol?

Slide 46 - Mind map

This item has no instructions

Verpleegkundige zorg
Goed observeren:
  • Was er een aura / voortekenen?
  • Hoe / waar begon de aanval?
  • Hoelang duurde de aanval?
  • Tijdstip van de aanval
  • Verschijnselen tijdens de aanval (bewustzijn, motorisch, ogen, ademhaling)
  • Gedrag vóór de aanval
  • Uitlokkende factoren
  • Veranderingen in gezondheidstoestand

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Verpleegkundige zorg vervolg
  • Goed invullen van een aanvalskalender
  • Bescherming bieden
  • Zorg bieden na een aanval (incontinentie, bedrust, verwardheid)
  • Begeleiding bij medicatie-inname
  • Voorlichting over medicatie, leefregels
  • Verwijzen naar patiëntenvereniging

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 49 - Open question

This item has no instructions

tijd voor reflectie:
bespreek en schrijf op in je groep:
Gedetailleerd wat je hebt geleerd
geef jezelf een tip en top over je presentatie
Hoe zat je er bij tijdens de presentaties

Slide 50 - Slide

This item has no instructions