1) bereidheid (aanbieden te doen, afspreken te doen, beloven/vragen te doen) -
will + ww (present future)
2) van plan zijn / weervoorspelling - to be going to + ww
3) het staat vast, alles is geregeld, vaak met een tijdsbepaling - to be + ww + ing (present continuous)
4) dienstregelingen, programma's, roosters - ww (+(e)s) Present simple