This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 2
Krachten
Slide 1 - Slide
Hoofdstuk 2 Krachten
Paragraaf 2 Krachten in evenwicht
Deel-2
Slide 2 - Slide
Herhaling
Test je kennis aan de hand van de volgende vragen.
Slide 3 - Slide
Een gewichtheffer kijkt zeer ingespannen. Kun je krachten zien?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
Is er maar één soort kracht?
A
Ja, alle krachten zijn hetzelfde.
B
Nee, er zijn meer soorten krachten.
C
Nee, dat hangt van de plaats af.
D
Ja, dat is de spierkracht.
Slide 5 - Quiz
Sleepopdracht. Sleep de juiste vakken bij elkaar.
kracht
symbool voor kracht, denk aan het Engelse woord voor kracht!
Eenheid voor kracht en de achternaam van een beroemd persoon!
Symbool voor de eenheid van kracht, tevens de eerste letter van de achternaam van een beroemde wetenschapper die naar vallende appels onder een boom zat te kijken!
grootheid
F
Newton
N
Slide 6 - Drag question
Wat is de eenheid van kracht?
A
Watt
B
Newton
C
Centimeter
D
Newton per kilogram
Slide 7 - Quiz
Een gevolg van krachtwerking kan vervorming zijn. Welke vervorming is tijdelijk? plastische of elastische
A
plastische vervorming
B
elastische vervorming
C
beide zijn tijdelijke
D
beide zijn blijvend
Slide 8 - Quiz
Met welke soort vervorming hebben we te maken in de afbeelding?
A
Plastische vervorming
B
Brosse vervorming
C
Mechanische vervorming
D
Elastische vervorming
Slide 9 - Quiz
Wat voor soort vervorming is hier te zien ?
A
Elastische vervorming
B
Plastische vervorming
Slide 10 - Quiz
Welke verandering van beweging vond plaats op het moment dat deze foto is gemaakt?
A
Verandering van richting
B
Verandering van snelheid
C
Verandering van snelheid en van richting
D
Geen verandering van beweging
Slide 11 - Quiz
Wat is bij het TEKENEN van krachten het allerbelangrijkst?
A
Grootte
B
Richting
C
Aangrijpingspunt
D
Allemaal even belangrijk.
Slide 12 - Quiz
Welk onderdeel hoort niet bij het tekenen van een kracht?
A
Aangrijpingspunt
B
Lengte van pijl
C
Richting van pijl
D
Dikte van pijl
Slide 13 - Quiz
De kracht waarmee de aarde aan voorwerpen trekt noemen we:
A
Wrijvingskracht
B
Zwaartekracht
C
Magnetische kracht
D
Spankracht
Slide 14 - Quiz
het zwaartepunt van een voorwerp zit altijd in het midden
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
Bereken de zwaartekracht op een glas water met een massa van 300 gram.
A
2940 N
B
2,94 N
C
29,4 N
D
294 N
Slide 16 - Quiz
Bereken de zwaartekracht op een een stalen balk met een massa van 375 kilogram.
A
3675 N
B
367,5 N
C
36750 N
D
36,75 N
Slide 17 - Quiz
Bereken (afgerond) de massa van een voorwerp waarop een zwaartekracht van 450 N werkt.
A
4500 kg
B
4,5 kg
C
45 kg
D
450 kg
Slide 18 - Quiz
De veerconstante
Herhaling en oefening
Slide 19 - Slide
Uitrekking van veer meten
De opstelling wordt gemaakt zoals de opstelling hiernaast.
Vervolgens worden massas aan de veer gehangen.
Dan wordt de uitrekking gemeten.
Slide 20 - Slide
Veerconstante formule
C=uF
C = veerconstante
(N/cm)
F = kracht
(N)
u = uitrekking
(cm of mm of m)
Slide 21 - Slide
Voorbeeld 1
Een veer is 23,5 cm lang als er niets aan hangt,
en 33,1 cm als er een gewichtje van 350 gram aan hangt.
Bereken met deze gegevens de veerconstante van de veer.
Slide 22 - Slide
Gegevens u = 33,1-23,5 = 9,6 cm
m = 350 g = 0,35 kg
Gevraagd C = ?
Uitwerking F = m x g = 0,35 x 9,8 = 3,43 N
C=uF
=9,63,43
= 0,36 N/cm
Slide 23 - Slide
Voorbeeld 2
De nulstand van een veer is 15 cm. De veerconstante is 42 N/m.
De kracht op de veer is 6N.
Wat is de lengte van de veer als gevolg van deze kracht?
Slide 24 - Slide
Gegeven lengte nulstand = 15 cm
C = 42 N/m
F = 6 N
Gevraagd lengte van veer (u)
Uitwerking
u=CF
=426
= 0,14 m = 14 cm
dus lengte = 15 + 14 = 29 cm
Slide 25 - Slide
Oefenvraag:
Daan doet een proef met een spiraalveer (C = 35 N/m). Eerst meet hij de lengte van de veer als er niets aan hangt: 27cm. Daarna hangt hij een blokje van 300 gram aan de veer. Bereken hoe groot de lengte van de veer nu wordt. Schrijf je hele berekening op.
Slide 26 - Slide
Gegevens C = 35 N/m
nulstand = 27 cm
m = 300 g = 0,3 kg
Gevraagd lengte van veer nu (u)
Uitwerking F =mxg = 0,3 x 9,8 = 2,94 N
u=cF
=352,94
= 0,084 m = 8,4 cm
uitrekking = 27 + 8,4 = 35,4 cm
Slide 27 - Slide
C=uF
Kunnen we ook berekenen met m x g
bereken met eindstand - nulstand
Slide 28 - Slide
Krachten in evenwicht.
Als krachten in evenwicht zijn is het resultaat 0 Newton.
Zie de volgende slides voor voorbeelden.
Slide 29 - Slide
Normaalkracht
De normaal kracht is de kracht die de
tafelblad loodrecht omhoog uitoefent
op de fruitschaal.
Er is evenwicht dus de fruitschaal
komt niet in beweging.
Fn
Slide 30 - Slide
Krachten in evenwicht
Twee krachten zijn evengroot en werken in
de tegenovergestelde richting.
Daardoor gebeurt er niets.
De zak beweegt niet omhoog
en niet omlaag.
Slide 31 - Slide
Resultante kracht
Slide 32 - Slide
Als krachten niet in evenwicht zijn
is de resulterende kracht niet gelijk aan 0 N.
Je kunt dan de resulterende kracht of nettokracht berekenen.
(hoe groot is hier de resulterende kracht op de olifant?)
Slide 33 - Slide
Resultante kracht bepalen
Slide 34 - Slide
Opdracht 1
1
2
3
4
5
Slide 35 - Slide
Opdracht 2
1
2
3
4
5
Slide 36 - Slide
Opdracht 3
1
2
3
4
5
Slide 37 - Slide
Opdracht 4
1
2
3
4
Slide 38 - Slide
Opdracht
Maak nu alle vragen van par. 2.2 op de site en kijk deze zelf na.