H 4.7 herhalen woordsoorten les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Lezen 4.7 (grammatica, aanwijzend en vragend voornaamwoord)

Welkom in deze (digitale) les

Fijn dat je er bent!

Leerdoelen

Ik kan de woordsoorten lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel, hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, hoofdtelwoord en rangtelwoord benoemen in een zin. (herhaling van hoofdstuk 2 en leerjaar 1)

Ik kan het woordsoort aanwijzend voornaamwoord benoemen in de zin.

Ik kan het woordsoort vragend voornaamwoord benoemen in de zin.

Je kunt je doelen oefenen door de opdrachten van 4.7 goed en serieus te maken en aantonen dat je je doel hebt bereikt door minimaal een 6 op de Lesson up toetsjes te halen.

Wanneer heb ik de opdrachten af?

Op woensdag 18 mei heb je de opdrachten af. Maak dus een goede planning 

Instapopdracht: 1 en 2 (havo)                                                                  tl: 1 en 2

aanwijzend voornaamwoord: opdracht 3, 4, 5(havo)                   tl:3 en 4 

vragend voornaamwoord: opdracht 7,8,9,10 (havo)                      tl:6,7,8,9 

totaalopdrachten: opdracht 11,12,14 (havo)                                       tl:10,11,13 

test jezelf 4.7 (havo)(deze keer dus huiswerk!)                               tl: test jezelf 4.7

Wat weet je al?

Wat is het lidwoord in de volgende zin?
Elvis is een van de beste R&R sterren.

1. een
2. de

Hoe kan je de lidwoorden indelen? (2 groepen) Welk lidwoord hoort in welke groep?

Wie heeft er geen last van keuzestress?
Benoem het voorzetsel.

Wat is ook alweer een voorzetsel?

Wat voor een winterjas heb je gekocht?
Benoem het zelfstandig werkwoord.

Hoe zat het ook alweer?
Wat is een zelfstandig werkwoord?

Wie heeft er een grote foto af laten drukken?
Benoem het hulpwerkwoord.

Hoe zat het ook alweer?
Wat is een hulpwerkwoord?

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
Jan gaat op het grote paard rijden.

1. Jan
2. gaat
3. grote
4. paard

Wat is ook alweer een bijvoeglijk naamwoord?

Wat is in deze zin het persoonlijk voornaamwoord?
Ga je met mij mee naar de speeltuin?

1. Ga
2. je
3. mij
4. met

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ga je ook naar haar feestje?

1. je
2. haar
3. ga
4. feestje

Wat is ook alweer een bezittelijk voornaamwoord?

Hoe zat het ook alweer?
Welke soorten telwoorden zijn er?

Welk soort telwoord zit er in deze zin?
Ze woont in het middelste huis.

1. bepaald hoofdtelwoord
2. onbepaald hoofdtelwoord
3. bepaald rangtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Benoem de woordsoorten in de zin:
De hond gaat met mijn moeder naar die dure winkel.

Leerdoelen

Ik kan de woordsoorten lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel, hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, hoofdtelwoord en rangtelwoord benoemen in een zin. (herhaling van hoofdstuk 2 en leerjaar 1)

Ik kan het woordsoort aanwijzend voornaamwoord benoemen in de zin.

Ik kan het woordsoort vragend voornaamwoord benoemen in de zin.

Je kunt je doelen oefenen door de opdrachten van 4.7 goed en serieus te maken en aantonen dat je je doel hebt bereikt door minimaal een 6 op de Lesson up toetsjes te halen.

Wanneer heb ik de opdrachten af?

Op woensdag 19 mei heb je de opdrachten af. Maak dus een goede planning 

Instapopdracht: 1 en 2 (havo)                                                                  tl: 1 en 2

aanwijzend voornaamwoord: opdracht 3, 4, 5(havo)                   tl:3 en 4 

vragend voornaamwoord: opdracht 7,8,9,10 (havo)                      tl:6,7,8,9 

totaalopdrachten: opdracht 11,12,14 (havo)                                       tl:10,11,13 

test jezelf 4.7 (havo)(deze keer dus huiswerk!)                               tl: test jezelf 4.7