M & G H2 Voedingsstoffen

H2
Voedingsstoffen
Lesdoelen: Je kunt benoemen wat:

  • macro- en micro-voedingstoffen zijn;
  • het verschil tussen voedingsmiddel en voedingsstof is
  • de voedingstoffen zijn en wat hun taak is
  • de belangrijkste vitamines en mineralen zijn en waarvoor ze zorgen
  • het verschil tussen verzadigde en onverzadigde vetten is
  • wat vezels zijn en wat ze doen in je lichaam

Je kunt berekenen hoeveel voedingstoffen er in een voedingsmiddel zitten

1 / 31
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H2
Voedingsstoffen
Lesdoelen: Je kunt benoemen wat:

  • macro- en micro-voedingstoffen zijn;
  • het verschil tussen voedingsmiddel en voedingsstof is
  • de voedingstoffen zijn en wat hun taak is
  • de belangrijkste vitamines en mineralen zijn en waarvoor ze zorgen
  • het verschil tussen verzadigde en onverzadigde vetten is
  • wat vezels zijn en wat ze doen in je lichaam

Je kunt berekenen hoeveel voedingstoffen er in een voedingsmiddel zitten

Slide 1 - Slide

Niet iedereen heeft evenveel voedings(stoffen) nodig.
Noem 3 punten waar dit van af hangt

Slide 2 - Open question

Voedingsmiddel of voedingsstof? Sleep de witte woorden naar het goede begrip. 
voedingsmiddel
voedingsstof
aardappel
pizza
sinaasappel
eiwit
spinazie
water
vlees
koolhydraten
ei
vitaminen

Slide 3 - Drag question

Appel
Koolhydraat
Vlees
Eiwitten
Ei
Limonade
Aardappel
Zetmeel
Vitamine K
Voedingsmiddel
Voedingsstof

Slide 4 - Drag question

Micro-voedingsstoffen
Macro-voedingsstoffen
eiwitten
vetten
vitamines
mineralen
vezels
ook wel voedingszouten genoemd, ze komen uit de aardkorst. Het lichaam kan ze zelf niet maken
ze leveren geen energie,  worden meestal aangeduid met een letter ( met soms een cijfer erbij)
 

grote hoeveelheden
kleine hoeveelheden
water

Slide 5 - Drag question

Functies van voedingsstoffen

1. opbouw van het lichaam
2. regelen van lichaamsprocessen
3. energie geven aan het lichaam: - om te bewegen
                                                                        - om te werken
                                                                        - om het lichaam op 37 graden te houden
Energie meet je in :
Kcal ( Kilocalorie)/ KJ( KiloJoule)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat is de goede betekenis van de calorie?
A
een voedingsstof die nodig is om je lichaam mee op te bouwen
B
een soort vet, olie
C
een maat voor de hoeveelheid eiwit in eten
D
een maat voor de hoeveelheid energie in eten

Slide 8 - Quiz

één calorie is evenveel als:
A
3,2 joule
B
2,4 joule
C
4,2 joule
D
3 joule

Slide 9 - Quiz

Feit of fabel?
"Een calorie is een calorie.‘’ Als je wilt afvallen, dan maakt het niet uit wat je eet.

A
FEIT
B
FABEL

Slide 10 - Quiz

Wat is een calorie arm tussendoortje?
A
handje chips
B
vers geperste sinaasappelsap
C
appel
D
Snicker

Slide 11 - Quiz

Zet op volgorde van minste naar meeste energie
Meeste caloriën
Minste calorieën
nr 2
Nr. 3
100 gram slagroom
100 gram water
100 gram aardappel
100 gram mager rundergehakt

Slide 12 - Drag question

Sleep de voedingsstoffen naar het juiste voedingsmiddel:
Koolhydraten
Vitamines
Eiwitten

Slide 13 - Drag question

Koolhydraten
Vitamines
Eiwitten
Vetten
Mineralen
Water

Slide 14 - Drag question

Vetten
Water
Koolhydraten
Eiwitten
Vitamines mineralen

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video





De vet oplosbare vitamines zijn A, D, E en K. 


Die kunnen in je lichaam worden opgeslagen.






De wateroplosbare vitamines zijn B1, B2, B3, B5, B6, B8, B11, B12 en vitamine C. 

Je lichaam kan deze stoffen niet goed vasthouden en daarom moet je ze dagelijks aanvullen.

Vitaminen leveren geen energie. Vitaminen worden meestal aangeduid met een letter waaraan soms een cijfer gekoppeld is.



Slide 19 - Slide

In vet oplosbare vitamines, kunnen in je lichaam opgeslagen worden
Vitamine A
Vitamine D
Vitamine E
Vitamine K
-Goede werking van de ogen en het afweersysteem
-Normale groei 
-Gezond houden van de huid

· Behoud van sterke botten en tanden
· Goede werking van de spieren en het afweersysteem 
· Opname van calcium uit de voeding

-Werkt als antioxidant. 
-Beschermt cellen, organen, weefsels tegen schadelijke invloeden van buitenaf
· Goede bloedstolling

· Behoud van sterke botten

Slide 20 - Drag question

Vitamine B
Vitamine C
-Zorgt dat je energie op niveau blijft.
-Belangrijk voor de stofwisseling.
-Helpt bij de verbranding
-Belangrijk voor weerstand, botten, tanden, huid, bloedvaten, zenuwstelsel, energie.
-Gevoelig voor hitte
In water oplosbare vitamines, moet je dagelijks aanvullen worden
B1,  B2, B3 ,B5, B6, B8,  
B11 (Foliumzuur) B12 (alleen in dierlijk voedsel)

Slide 21 - Drag question

Mineralen

Mineralen worden ook wel voedingszouten genoemd.
Mineralen komen uit de aardkorst.
Het lichaam kan zelf geen mineralen aanmaken.
Mineralen zijn nodig voor allerlei processen in het lichaam.


Slide 22 - Slide

ijzer
Magnesium
Calcium
Jodium
voor de werking van de schildklier
Voor het vervoeren van zuurstof in het bloed
voor een goede opbouw van botten en tanden
voor een goede werking van botten, spieren samen met de zenuwen

Slide 23 - Drag question

Koolhydraten
eiwitten
vetten

Slide 24 - Drag question

Koolhydraten
Koolhydraten
Vetten

Koolhydraten

eiwitten
eiwitten

Slide 25 - Drag question

Sleep het voedingsmiddel naar de juiste voedingsstof
eiwit
koolhydraat
Vet
water

Slide 26 - Drag question

Wat is gezonder voor de mens, verzadigde vetten of onverzadigde vetten?
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten

Slide 27 - Quiz

Welk product heeft meer verzadigde vetten dan onverzadigde vetten?
A
Vis
B
Ei
C
Olijfolie
D
Volle melk

Slide 28 - Quiz

Waarom zijn vezels belangrijk?
A
Het houdt de darmen actief
B
Het voorkomt verstopping van de darmen
C
Ze geven een vol gevoel
D
Alle bovengenoemde

Slide 29 - Quiz

Vezels leveren géén energie maar zijn wel belangrijk voor.....
A
een snel vol gevoel in de maag en een goede stoelgang
B
Zijn belangrijk voor de maag lediging
C
Zijn belangrijk voor het gebit
D
Zijn belangrijk voor een goede obstipatie

Slide 30 - Quiz

Vezels zitten in
A
Wit brood
B
Sperziebonen
C
Kip

Slide 31 - Quiz