This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen deze les?
- We herhalen alle doelen die in de toets komen.
- We werken verder aan de studieplanner in learnbeat.
- We sluiten de les af met een Blooket.
Slide 2 - Slide
"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."
Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 3 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook
Slide 4 - Quiz
Wat is het onderwerp? Wat is de persoonsvorm?
Het onderwerp
De persoonsvorm
ik
Moet
opletten
in het verkeer?
Slide 5 - Drag question
?
Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
je
Ga
vaak
naar
de bioscoop
Slide 6 - Drag question
Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We
hebben
een serie
Slide 7 - Drag question
Wat is het lijdend voorwerp?
fel.
Het lijdend voorwerp
De
zon
schijnt
Slide 8 - Drag question
onderwerp
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
persoonsvorm
Ik
een boek
aan mijn vader.
geef
Slide 9 - Drag question
Onderwerp
persoonsvorm
bepaling van plaats
De kinderen
lopen
naar school.
Slide 10 - Drag question
Persoonsvorm
Onderwerp
gezegde
Lijdend
voorwerp
bepaling van plaats
Op het veld
hebben
wij
met de hond
gespeeld.
Slide 11 - Drag question
Woordsoort 1: zelfstandig naamwoord
Woordsoort 2: werkwoord
Woordsoort 3: lidwoord
Willem
klokje
Fietst
drinken
een
opgegeten
gemaakt
hond
het
aardbeien
Slide 12 - Drag question
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
het
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
me
hem
Slide 13 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.