Rekenen oefenen maandag 20-11

Rekenen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Rekenen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Sleep de eenheden van lengte
van groot (links)
naar klein (rechts)
hm
km
dam
m
dm
cm
mm

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

0,4 is hetzelfde als 0,40
A
waar
B
niet waar
C

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Rond 3,5 af op een geheel getal.
A
3
B
4

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

1/3
3/4
2/10
1/2

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

€ 10 per week omrekenen naar een maand bedrag doe je zo:
A
€10 x 4
B
€10 x 52 : 12
C
€10 x 12 : 52
D
€10 x 4,3

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je deze breuk?
A
1/3
B
2/3
C
2/4
D
3/4

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Rond 3,781 af op 1 decimaal
A
3,7
B
3,8
C
geen idee

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

2 op 5 kinderen zitten op voetbal.
Er zijn 25 kinderen.
Hoeveel kinderen zitten op voetbal?
A
15
B
10
C
5
D
9

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Driedimensionale figuren
Piramide
Balk
Kegel
Kubus
Cilinder

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Je maakt jam van 750 gram abrikozen.
Je gebruikt 380 gram suiker per 500 gram abrikozen. Hoeveel gram suiker heb je nodig?
A
570 gram
B
750 gram
C
380 gram
D
475 gram

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

5,13 m =
A
51,3 cm
B
513 cm
C
0,513 cm
D
0,0513 cm

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Wat betekent dm2?
A
vierkante decimeter
B
vierkante decameter
C
vierkante centimeter
D
vierkante millimeter

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Duizend
Miljoen
Miljard
1.000.000
1.000.000.000
1.000

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

1/4 is het zelfde als
A
0,4
B
0,04
C
0,25
D
1,4

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Rond het bedrag af op 2 decimaal
8,03
8,02
7,14
7,13
7,1318
8,027

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Een kamerverhuurbedrijf in Amsterdam berekent een huurprijs van € 19,84 per m2. Petra vindt hier een kamer van 34,8 m2. Zij wil schatten hoeveel huur ze moet betalen.

Met welke berekening kan ze het beste de huurprijs schatten?
A
35 x 10
B
30 x 20
C
35 x 20
D
40 x 20

Slide 17 - Quiz

2012 - 40
3 kwadraat =
A
2x 3
B
3 x 3

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welk getal is de uitkomst van:

50 x 30
A
1500
B
1400
C
150
D
1600

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

1 kilo is hoeveel gram?
A
100 gram
B
1000 gram
C
10.000 gram
D
100.000 gram

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Reken uit: 49 + 560 + 51
A
659
B
660
C
662
D
661

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

10 x 7
8 x 8
25 x 3
6 x 7
70
64
75
42

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

In een zak chips zit normaal altijd 500 gram. Nu krijg je 40% extra. Hoeveel gram zit er nu in?
A
500 gram
B
700 gram
C
200 gram
D
70 gram

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Toen Nora werd geboren woog ze 4230 gram. Nu is de wijkverpleegkundige geweest en Nora weegt nu 6960 gram. Hoeveel gram is Nora zwaarder geworden?
A
2730
B
2720
C
2740
D
2750

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de eenheden op de juiste plek.
Een volwassen man is ongeveer 180    ...
Een pakje limonade weegt ongeveer 200     ...
Je fietst ongeveer 15     ....
Een baby weegt ongeveer 3,5    ...
Een geweerkogel gaat ongeveer 1000    ...
Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3    ...
m
cm
km/u
m/s
g
kg

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Bij twee supermarkten zijn er aanbiedingen. Supermarkt 1 heeft 250 gram kip voor 2,15 euro en bij Supermarkt 2 kost 100 gram kip 0,75 euro. Welke supermarkt is het goedkoopst?
A
supermarkt A
B
Supermarkt B

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions