This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Wederkerende werkwoorden Duits
Slide 1 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Wat is een wederkerend werkwoord?
Voorbeelden in het Nederlands?
Slide 2 - Slide
Een wederkerend werkwoord
heeft een wederkerend voornaamwoord, zoals ‚zich‘ in het Nederlands.
Voorbeelden: zich vergissen > ik vergis mij
zich verheugen > hij verheugt zich
Slide 3 - Slide
Wederkerende werkwoorden
'zich' wordt in het Duits: sich en past zich aan de persoon aan
sich freuen > er freut sich
Slide 4 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Om de wederkerende werkwoorden te kunnen gebruiken, moet je een werkwoord kunnen vervoegen.
Hoe ging dat ook alweer?
Slide 5 - Slide
Een werkwoord in de o.t.t. vervoegen
Een werkwoord vervoegen:
stam + (fe) E – ST – T – EN – T – EN stam= hele werkwoord (= infinitief) minus -en/-n
Slide 6 - Slide
Een werkwoord in de o.t.t. vervoegen
Voorbeeld: kaufen (= kopen)
Ich kauf e wir kauf en du kauf st ihr kauf t er/sie/es kauf t sie/Sie kauf en
Slide 7 - Slide
Wederkerend werkwoord 'sich beeilen" (= haasten)
ich beeil emich ik haast me du beeil stdich jij haast je er/sie/es beeil t sich hij/zij/het haast zich wir beeil enuns wij haasten ons ihr beeil t euch jullie haasten je sie/Sie beeil ensich zij haasten zich/ u haast zich
Slide 8 - Slide
Probiere es nun selbst aus ...
Slide 9 - Slide
Vervoeg: 'sich freuen' (= zich verheugen) in de 'ich'-vorm
Slide 10 - Open question
Vervoeg 'sich leisten' (= zich veroorloven) in de 'er'-vorm
Slide 11 - Open question
Vervoeg 'sich wehren' (= zich weren) in de 'ihr'-vorm
Slide 12 - Open question
Vervoeg 'sich benehmen'(= zich gedragen) in de 'wir'-vorm
Slide 13 - Open question
Vervoeg 'sich gewöhnen' (= wennen) in de 'Sie'-vorm