7.1 + 7.2

1 / 37
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

"Vrouwen houden van mode, mannen niet"
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit

Slide 5 - Quiz

"Jasper (21) weet alles van hamburgers, want hij is in Amerika geweest."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit

Slide 6 - Quiz

"Mannen zijn vaker betrokken bij auto-ongelukken dan vrouwen."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit

Slide 7 - Quiz

"Computerfanaten hebben een hekel aan sport."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit

Slide 8 - Quiz

"Yassine (15) haalt hoge cijfers, hij zal welk elke dag tot 's avonds laat studeren."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit

Slide 9 - Quiz

"Profvoetballers die veel geld verdienen, doen high class."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit

Slide 10 - Quiz

"Marokkaanse meisjes presteren beter op school dan Marokkaanse jongens."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit

Slide 11 - Quiz

"Mensen die roken, worden niet oud."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit

Slide 12 - Quiz

"Terroristen die een aanslag plegen, moeten worden teruggestuurd naar het land van herkomst."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit

Slide 13 - Quiz

Een stereotype is een overdreven beeld van een groep mensen.
Is deze uitspraak is

A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een vooroordeel?
A
Je weet dat een buurjongen wel eens iets gestolen heeft.
B
Je vindt het goed dat je buurjongen keiharde muziek draait.
C
Je zegt dat je ouders jou té strenge regels opleggen.
D
Je denkt dat je neef wel eens stiekem blowt.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Publiek wordt volgespoten met een boodschap. Door manipulatie en indoctrinatie. 

Slide 23 - Slide

Bepaalde mensen in de media (Opinieleiders) hebben veel invloed

Slide 24 - Slide

Mensen geven zelf betekenis aan media. Daardoor worden op lange termijn normen en waarden overgedragen.

Slide 25 - Slide

Mensen worden soms beïnvloed door de media, maar soms ook niet:  Mensen kijken: wat past bij mij? Wil ik dit geloven? Dit nemen ze dan waar.  

Slide 26 - Slide

De media bepalen waarover veel mensen praten.
De media bepaalt alles wat op de politieke agenda komt. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Theorie die laat zien dat de media weinig invloed hebben op de manier waarop mensen denken, maar veel invloed hebben op de onderwerpen waarover we denken.
A
Injectienaaldtheorie
B
Multiple-step-flowtheorie
C
Theorie van de selectieve perceptie
D
Agendatheorie

Slide 29 - Quiz

Theorie die laat zien dat de media veel directe invloed hebben op het doen en laten van mensen.
A
Injectienaaldtheorie
B
Multiple-step-flowtheorie
C
Theorie van de selectieve perceptie
D
Agendatheorie

Slide 30 - Quiz

Theorie die laat zien dat de media alleen indirecte invloed hebben op mensen via gezaghebbende personen.
A
Injectienaaldtheorie
B
Multiple-step-flowtheorie
C
Theorie van de selectieve perceptie
D
Agendatheorie

Slide 31 - Quiz

Theorie die laat zien dat de media alleen invloed hebben op datgene wat mensen willen horen of zien.
A
Injectienaaldtheorie
B
Multiple-step-flowtheorie
C
Theorie van de selectieve perceptie
D
Agendatheorie

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Welke beïnvloedingstheorie past bij het verhaal over de uitzetting van Nola in de Serie Spangas? Leg je antwoord uit.

Slide 34 - Open question

In een documentaire zie je dat iemand met bijlslagen wordt vermoord. Het gebeurt in een Afrikaans land waar een burgeroorlog aan de gang is.
A
Ik word wel beïnvloed
B
Ik word niet beïnvloed

Slide 35 - Quiz

De televisie waarschuwt dat iedereen binnen moet blijven omdat er noodweer komt: zware storm met windkracht 11. Maar jij kunt naar een heel leuk concert!
A
Ik word wel beïnvloed
B
Ik word niet beïnvloed

Slide 36 - Quiz

Je hebt trek in iets lekkers en net op dat moment zie je een reclame over Milka-chocolade.
A
Ik word wel beïnvloed
B
Ik word niet beïnvloed

Slide 37 - Quiz