Vragen H6 door leerlingen

Economie
Hoofdstuk 6
Vragen voor en door leerlingen.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Economie
Hoofdstuk 6
Vragen voor en door leerlingen.

Slide 1 - Slide

6.1 Voor welke zaken kun je terecht bij de gemeente? (Y)

Slide 2 - Open question

6.1 Wat hoort bij infrastructuur? (E)
A
Elektriciteit netwerk
B
Een brievenbus
C
Een park
D
Een supermarkt

Slide 3 - Quiz

6.1 Wie is de burgemeester van Opsterland? (E)

Slide 4 - Open question

6.2 Moet de collectieve sector winst maken? (E)

Slide 5 - Open question

6.2 Wat betekent collectief? (E)
A
Individueel
B
Een verzameling
C
Gezamenlijk
D
Geld inzamelen voor een goed doel

Slide 6 - Quiz

6.3 Wat is belasting? (E)

Slide 7 - Open question

6.3 Wat betekent de afkorting btw? (E)
A
Botsende trekkers weken
B
Bijzondere taken werken
C
Bijbehorende teken wateren
D
Belasting over de toegevoegde waarde

Slide 8 - Quiz

6.4: Betekent begrotingsoverschot dat er meer uitgaven zijn dan inkomsten? (E)

Slide 9 - Open question

6.4 Wanneer is Prinsjesdag? (E)
A
De derde dinsdag in oktober
B
De derde dinsdag in september
C
De derde donderdag in september
D
De derde dinsdag in augustus

Slide 10 - Quiz


A

Slide 11 - Quiz

6.1 Waar moet je heen om je ID-kaart op te halen? (A)

Slide 12 - Open question

6.1 Wat is infrastructuur? (A)
A
Huizen
B
Scholen
C
Wegen
D
Kantoren

Slide 13 - Quiz

6.2 Wie is GEEN ambtenaar? (A)
A
Juf/Meester
B
Winkelier
C
Arts/dokter
D
Staat er niet tussen

Slide 14 - Quiz

6.3 Wie geeft er geld aan het onderwijs? (A)
A
De overheid
B
De gemeente
C
Koning Willem-Alexander
D
De directeur van de school

Slide 15 - Quiz


6.4 Als je niet genoeg geld hebt om 2 dingen te betalen, wat moet je dan doen? (A)
A
Stelen
B
Vragen of iemand anders het wil betalen
C
Je laat het Mark-Rutte betalen
D
Keuze maken welke van de 2 je gaat kopen

Slide 16 - Quiz


A

Slide 17 - Quiz

6.2 Wie betaalt het onderhoud van een speeltuin? (A)

Slide 18 - Open question

6.3 Waarom doen sommige mensen aan sparen? (A)

Slide 19 - Open question

6.4 Als je meer uitgaves dan inkomsten hebt, wat heb je dan? (A)

Slide 20 - Open question

6.4 Wat is de miljoenennota? (L)

Slide 21 - Open question

6.3 Wat betekend btw? (L)

Slide 22 - Open question

6.2 Wat zijn collectieve voorzieningen? (L)

Slide 23 - Open question