Voor elke erfelijke eigenschap gebruik je een letter
- Bij het dominante gen gebruik je een 'Hoofdletter' (A)
- bij het recessieve gen gebruik je een 'kleine letter' (a)
Genotypen: AA / Aa / aa
Je kan hierbij andere letters gebruiken, maar het is belangrijk dat de hoofdletter en kleine letter goed van elkaar te onderscheiden zijn. Dus niet P en p of C en c.