Lezen H4


Vak: Nederlands
Onderdeel: Lezen H4
Docent: mevrouw K. van Zaalen
BLOK 1
BLOK 2
BLOK 3
BLOK 4
 
Lezen en Luisteren & Kijken
Centraal Examen
Lezen en Luisteren & Kijken
Instellingsexamen
Schrijven
Instellingsexamen
Spreken en gesprekken
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 240 min

Items in this lesson


Vak: Nederlands
Onderdeel: Lezen H4
Docent: mevrouw K. van Zaalen
BLOK 1
BLOK 2
BLOK 3
BLOK 4
 
Lezen en Luisteren & Kijken
Centraal Examen
Lezen en Luisteren & Kijken
Instellingsexamen
Schrijven
Instellingsexamen
Spreken en gesprekken

Slide 1 - Slide

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
Inleiding
Lezen H1
Lezen H2
Toets
Lezen H3
Lezen H4
Toets
L&K H1
L&K H2
Toets
 Tijd
Lesfase
Wat gaan we doen?
  9:00 uur - 9:15 uur
Start van de les
Inloggen in ZOOM, NU Nederlands en LessonUp
  9:15 uur - 10:00 uur 
Kennis activeren
Uitleg Lezen H4.1 en H4.2
10:00 uur - 10:30 uur
Kennis trainen
Maken opdrachten Lezen H4.1 en H4.2
10:30 uur - 10:45 uur
Kennis checken
Nakijken opdrachten Lezen H4.1 en H4.2
10:45 uur - 11:15 uur 
Pauze
11:15 uur - 12:00 uur
Kennis activeren
Uitleg Lezen H4.3
12:00 uur - 12:45 uur
Kennis trainen
Maken opdrachten Lezen H4.3
12:45 uur - 13:00 uur
Afsluiten van de les
Korte nabespreking, herhalen leerdoelen en uitloggen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link


Stap 1: Bestel je boeken en licentie
  • Klik op deze LINK
  • Bestel je boeken en licentie
  • Betaal je boeken en licentie
  • Je leerwerkboeken ontvang je binnen 3-5 werkdagen via de post
  • Je activeringscode ontvang je binnen 2-3 werkdagen via de mail

Slide 4 - Slide


Stap 2: Activeer je licentie
  • Klik op de volgende LINK
  • Klik op Account aanmaken
  • Klik op Leerling/student
  • Maak je account aan 
  • Klik op Invoeren activeringscode
  • Voer de activeringscode uit je mail in
  • Je hebt nu toegang tot Nu Nederlands online
  • Voeg jezelf toe aan je klas op het Maas College

Slide 5 - Slide


Stap 3: Registreer je in LessonUp
  • Klik op de volgende LINK
  • Klik op Registreren
  • Klik op Ik ben leerling
  • Registeer je met je school-email
  • Gebruik daarbij je volledige naam
  • Typ de klassencode vdxev in

Slide 6 - Slide

Lees de uitleg en bestudeer de voorbeelden bij
Lezen paragraaf 4.1 en 4.2 van NU Nederlands boek A
 

Leerdoelen


  • Ik herken feiten, meningen en argumenten in een tekst
  • Ik kan de kwaliteit van argumenten in een tekst beoordelen



Extra
De uitleg en voorbeelden bij paragraaf 3.1 en 3.2 vind je online en op bladzijde 79 en 88 van je Leerwerkboek A.

Slide 7 - Slide


Waarom moet je dit weten of kunnen?

Als professional binnen de zorg en het onderwijs krijg je regelmatig te maken met mensen die de realiteit anders ervaren: ze weten écht niet wat de waarheid is of hebben er - om wat voor reden dan ook - baat bij die te verdraaien. Het is dus van groot belang dat jij het verschil tussen een feit en een mening wél goed kan onderscheiden.


Slide 8 - Slide


4.1 Feit, mening of argument
Naast informatieve en instructieve teksten - teksten waarin de schrijver de lezer kennis of vaardigheden bij wil brengen - zijn er ook beschouwende, betogende en activerende teksten. In die teksten probeert de schrijver de mening van de lezer te beïnvloeden of probeert hij of zij de lezer tot actie over te laten gaan. 

In een beschouwende tekst zet de schrijver verschillende meningen naast elkaar en laat hij het aan de lezer over of die - op basis van de informatie in de tekst - van gedachten wil veranderen. In een betogende tekst haalt de schrijver alles uit de kast halen om de lezer van zijn mening te overtuigen. Daarbij zet hij argumenten in die zeker niet altijd zijn gebaseerd op feitelijke informatie. Sterker nog, schrijvers van overtuigende teksten bespelen hun lezerpubliek heel bewust. Ze verdraaien de 'waarheid' als het hen uitkomt. Een activerende tekst nodigt de lezer uit in actie te komen!

Slide 9 - Slide


4.2 Argumenten beoordelen (1)
In beschouwende en betogende teksten staat de mening van de schrijver centraal. Een lezer laat zich echter niet zomaar overtuigen. Daarom zal een schrijver zijn of haar mening moeten onderbouwen met argumenten.

Objectieve argumenten zijn sterk. Je kan ze controleren: ze zijn gebaseerd op feitelijke informatie. Die informatie is vaak afkomstig van onderzoek en wetenschap. Schrijvers gebruiken echter net zo vaak niet-feitelijke informatie om hun mening of standpunt te onderbouwen. Deze subjectieve argumenten zijn gebaseerd op vermoedens, overtuigingen of normen en  waarden. Met andere woorden: ze zijn persoonlijker dan objectieve argumenten. Toch kan een subjectief argument wel degelijk krachtig zijn. 

Slide 10 - Slide


4.2 Argumenten beoordelen (2)
In de sport kennen we de schijnbeweging: een voetballer doet alsof hij de bal naar rechts speelt, maar passt die uiteindelijk naar links. In de Nederlandse taal kennen we ook zoiets: de drogreden. Het woord 'drog' komt van het woord 'bedrog'. Een drogreden is dus een valse of schijnredenering. Een schrijver of spreker zet een drogreden in om de lezer op het verkeerde been te zetten.

Dat een argument fout is of een redenering niet klopt, is voor een schrijver of spreker nog geen reden die niet te gebruiken. Zorg er dus voor dat je ze herkent! Je vindt een overzicht van alle drogredenen aan het eind van leerboek A. 

Slide 11 - Slide





1. Rotterdam is de mooiste stad van Nederland.
A
Dat is een feit.
B
Dat is een mening.

Slide 12 - Quiz





2. Amsterdam is de hoofdstad van Nederland.
A
Dat is een feit.
B
Dat is een mening.

Slide 13 - Quiz





3a. Als je werkt in het domein Zorg en Welzijn, word je slecht betaald.
3b. Je maakt er lange dagen en draait onregelmatige diensten.
A
Zin 3a is een feit. De argumenten in zin 3b zijn sterk.
B
Zin 3a is een mening. De argumenten is zin 3b zijn sterk.
C
Zin 3a is een feit. De argumenten in zin 3b zijn zwak.
D
Zin 3a is een mening. De argumenten in zin 3b zijn zwak.

Slide 14 - Quiz





3a. Als je werkt in het domein Zorg en Welzijn, word je slecht betaald.
3b. Je maakt er lange dagen en draait onregelmatige diensten.
A
Er is hier sprake van generalisatie: niet alle medewerkers binnen het domein Zorg en Welzijn worden slecht betaald.
B
Er is hier sprake van verkeerde vergelijking; het maken van lange dagen heeft niets te maken met het draaien van onregelmatige diensten.
C
Er is hier sprake van een persoonlijke aanval; de minister van VW&S betaalt medewerkers in het domein Zorg en Welzijn slecht.
D
Er is hier sprake van het bespelen van het publiek; niemand wil het gevoel hebben dat hij slecht wordt betaald.

Slide 15 - Quiz





4a. Er is een groot tekort aan menskracht binnen de zorg.
4b. Logisch, want iedereen weet hoe zwaar werken binnen dit domein is.
A
Zin 4a is een feit. Het argument in zin 4b is objectief.
B
Zin 4a is een mening. Het argument is zin 4b is objectief.
C
Zin 4a is een feit. Het argument in zin 4b is subjectief.
D
Zin 4a is een mening. Het argument in zin 4b is subjectief.

Slide 16 - Quiz





4a. Er is een groot tekort aan menskracht binnen de zorg.
4b. Logisch, want iedereen weet hoe zwaar werken binnen dit domein is.
A
Er is hier sprake van generalisatie: niet iedereen is van mening dat er een groot tekort is aan menskracht in de zorg.
B
Er is hier sprake van een onjuiste oorzaak-gevolg-relatie; de hoge werklast wordt niet veroorzaakt door het tekort aan menskracht.
C
Er is hier sprake van een vals dilemma; óf je werk in de zorg met een hoge werklast of je werkt er blijkbaar niet.
D
Er is hier sprake van het bespelen van het publiek; niemand vindt het fijn hardop te zeggen dat hij iets niet weet wat blijkbaar 'logisch' is.

Slide 17 - Quiz



Aan het werk uit je boek
  • Lees eerst tekst 3 van H4.2
  • Maak dan vraag 1 t/m 12 van de
     Examenopdracht van H4.2
  • Meld je om 10:30 uur voor de nabespreking!


Aan het werk online 
  • Maak 3F-Lezen H4.2 Extra opdracht 2
  • Controleer na iedere vraag je antwoord.
  • Heb je de opdracht afgerond, kijk dan
     naar je score. 
  • Is die lager dan 60%? Maak de opdracht
     dan opnieuw!
  • Is je score 60% of hoger? Houd dan een
     pauze en meld je om 11:15 uur. 

timer
45:00

Slide 18 - Slide


Antwoorden Examenopdracht H4.2
  1. B
  2. D
  3. A
  4. D
  5. A
  6. D
  7. B
  8. C
  9. B
  10. A
  11. B

Slide 19 - Slide

MM     
          Maak de Oefentoets H1 en H2
  • Ga naar LessonUp
  • Maak de 22 vragen van de Oefentoets H1 en H2
  • Sla nooit een vraag over (een keuze is altijd beter dan geen keuze)
  • Druk na vraag 22 duidelijk op 'LEVER IN'.

Oh ja: geef geen antwoorden aan elkaar door via de app! Dat zie ik!
timer
15:00

Slide 20 - Slide

Lees de uitleg en bestudeer het voorbeeld bij
Lezen paragraaf 4.3 en 4.4 van NU Nederlands boek A
 

Leerdoelen


  • Ik herken een betoog
  • Ik weet hoe een schrijver probeert me te overtuigen
  • Ik herken een beschouwing
  • Ik kan me een oordeel vormen over de kwestie van beschouwing



Extra
De uitleg en de voorbeelden van paragraaf 4.3 en 4.4  vind je online en op bladzijde 95 en 102 van je Leerwerkboek A.

Slide 21 - Slide


Waarom moet je dit weten of kunnen?
Als professional in de zorg of het onderwijs heb je te maken met een grote variatie aan mensen. Die hebben allemaal hun eigen normen en waarden. Het is aan jou daarover het gesprek met ze aan te gaan. Neem daarbij wel altijd een respectvolle, neutrale positie in: belicht verschillende gedachten en gevoelens, maar dring anderen nooit je mening op.


Slide 22 - Slide


4.3 Betoog
In een betogende tekst probeert de schrijver je te overtuigen van zijn of haar gelijk. Betogende teksten herken je daarom aan de nadrukkelijke aanwezigheid van de mening of het standpunt van de schrijver. De mening of het standpunt van de schrijver is in een overtuigende tekst altijd onderdeel van de hoofdgedachte. 

Het is logisch dat schrijvers van overtuigende teksten zoeken naar een geschikte plek voor hun teksten. In een ingezonden brief, column of blog kan je je mening immers makkelijker kwijt dan in een schoolboek of nieuwsbericht.

Een goede schrijver bereidt zich voor het schrijven van een overtuigende tekst goed voor. Hij of zij houdt bij voorbaat al rekening met tegenargumenten. Die probeert hij of zij in de tekst direct te weerleggen.  


Slide 23 - Slide


4.4 Beschouwing
In een beschouwende tekst probeert de schrijver je aan het denken te zetten. 'Beschouwen' betekent: met oplettendheid en aandacht gadeslaan en erover denken. Om dat voor elkaar te krijgen zullen schrijvers van beschouwende teksten je in hun tekst wijzen op de verschillende aspecten van hun onderwerp.

Schrijvers van een beschouwing gebruiken in hun teksten ook meningen. Anders dan bij een betoog wil de schrijver je niet overtuigen van zijn gelijk: hij of zij wil dat jij je zelf een afgewogen mening vormt. De beschouwende tekst helpt je daarbij.

Betogende en beschouwende teksten hebben dus beide tot doel je mening te beïnvloeden. In een betoog zal de schrijver je proberen te overtuigen van zijn of haar gelijk; in een beschouwing laat de schrijver het oordeel aan jou over.

Slide 24 - Slide

In april 2020 werden twee wetenschappelijke onderzoeken afgerond naar het gebruik van robots in de ouderenzorg. In het eerste onderzoek werden robots ingezet bij het tellen en uitdelen van medicijnen. Bij het tweede onderzoek hielpen de robots ouderen bij het wassen en de toiletgang.

In beide gevallen leverde de inzet van robots een substantiële vermindering van de werkdruk in de zorg op. Ook de kwaliteit van de verleende zorg was hoog. Daarnaast bleken robots efficiënter dan mensen.

De ouderen zelf waren echter minder positief. Zo gaf meer dan 70% van de ouderen aan een robot aan hun bed 'onpersoonlijk' of zelfs 'vervreemdend' te vinden.
A
De informatie in deze inleiding berust op feitelijke informatie; die is te controleren en dus objectief.
B
De informatie in deze inleiding berust op niet-feitelijke informatie; die is niet te controleren en dus subjectief.

Slide 25 - Quiz

In april 2020 werden twee wetenschappelijke onderzoeken afgerond naar het gebruik van robots in de ouderenzorg. In het eerste onderzoek werden robots ingezet bij het tellen en uitdelen van medicijnen. Bij het tweede onderzoek hielpen de robots ouderen bij het wassen en de toiletgang.

In beide gevallen leverde de inzet van robots een substantiële vermindering van de werkdruk in de zorg op. Ook de kwaliteit van de verleende zorg was hoog. Daarnaast bleken robots efficiënter dan mensen.

De ouderen zelf waren echter minder positief. Zo gaf meer dan 70% van de ouderen aan een robot aan hun bed 'onpersoonlijk' of zelfs 'vervreemdend' te vinden.
A
In deze inleiding staat de mening of het standpunt van de schrijver centraal.
B
In deze inleiding staat de mening of het standpunt van de schrijver niet centraal.

Slide 26 - Quiz

In april 2020 werden twee wetenschappelijke onderzoeken afgerond naar het gebruik van robots in de ouderenzorg. In het eerste onderzoek werden robots ingezet bij het tellen en uitdelen van medicijnen. Bij het tweede onderzoek hielpen de robots ouderen bij het wassen en de toiletgang.

In beide gevallen leverde de inzet van robots een substantiële vermindering van de werkdruk in de zorg op. Ook de kwaliteit van de verleende zorg was hoog. Daarnaast bleken robots efficiënter dan mensen.

De ouderen zelf waren echter minder positief. Zo gaf meer dan 70% van de ouderen aan een robot aan hun bed 'onpersoonlijk' of zelfs 'vervreemdend' te vinden.
A
Deze inleiding hoort in ieder geval niet bij een beschouwende tekst.
B
Deze inleiding hoort in ieder geval niet bij een betogende tekst.

Slide 27 - Quiz

In april 2020 werden twee wetenschappelijke onderzoeken afgerond naar het gebruik van robots in de ouderenzorg. In het eerste onderzoek werden robots ingezet bij het tellen en uitdelen van medicijnen. Bij het tweede onderzoek hielpen de robots ouderen bij het wassen en de toiletgang. Een robot die je oma wast of haar bips afveegt: het moet niet gekker worden.

In beide gevallen leverde de inzet van robots een substantiële vermindering van de werkdruk in de zorg op. De kwaliteit van de verleende zorg was hoog en de robots bleken efficiënter dan mensen. Ouderen ervoeren de robot aan hun bed echter als 'onpersoonlijk' en 'vervreemdend'. Naar mijn mening kan een robot op veel plaatsen van meerwaarde zijn, maar hoort 'de mens van staal' niet thuis in de zorg.
A
De informatie in deze inleiding berust volledig op feitelijke informatie; de tekst is dus objectief.
B
De informatie is deze inleiding berust op niet-feitelijke informatie; de tekst is dus subjectief.
C
De informatie in deze inleiding berust deels op feitelijke en deels op niet-feitelijke informatie; de tekst is dus niet volledig objectief.
D
Ik kan niet bepalen of de informatie in deze inleiding berust op feitelijke of niet-feitelijke informatie.

Slide 28 - Quiz


De schrijver neemt een duidelijk standpunt in ten aanzien van het onderwerp 'Robots in de zorg': hij is van mening dat 'de mens van staal' niet thuishoort in de zorg.

Bij het schrijven van de inleiding maakt hij het zichzelf echter niet makkelijk. Hij somt daarin maar liefst drie tegenargumenten op: argumenten, die zijn mening of standpunt juist kunnen verzwakken.

Met welk argument weerlegt hij die tegenargumenten?
A
Met het argument dat ouderen robots als 'onpersoonlijk' of 'vervreemdend' ervaren.
B
Met het argument dat robots efficiënter bijken dan mensen.
C
Met het argument dat robots de werkdruk in de zorg verminderen.
D
Met het argument dat robots een hogere kwaliteit leveren bij het uitvoeren van zorgtaken.

Slide 29 - Quiz





Vind jij dit argument van de schrijver sterk?
A
Ja, met dit argument wijst hij de lezer op dát waar het naar mijn mening in de ouderenzorg om hoort te gaan: het welzijn van de ouderen.
B
Nee, met dit argument doet hij een beroep op het gevoel van de lezer en daarmee verzwakt hij naar mijn mening zijn standpunt.
C
Ja, met dit argument brengt hij naar mijn mening de wat zakelijke discussie over de inzet van robots in de ouderenzorg meer in balans.
D
Nee, met één persoonlijk argument kan hij 'naar mijn mening drie zakelijke tegenargumenten niet krachtig genoeg weerleggen.

Slide 30 - Quiz



Aan het werk uit het boek
  • Lees eerst tekst 3 van H4.3.
  • Maak dan vraag 1 t/m 10 van de
     Examenopdracht van H4.3.
  • Meld je om 10:30 uur voor de nabespreking!


Aan het werk online 
  • Maak 3F-Lezen H4.4 Extra opdracht 1. 
  • Controleer na iedere vraag je antwoord.
  • Heb je de opdracht afgerond, kijk dan
     naar je score.   
  • Is die lager dan 60%? Maak de opdracht
     dan opnieuw!   
  • Is je score 60% of hoger? Meld je dan om
     12:30 uur officieel af!
timer
45:00

Slide 31 - Slide


Antwoorden Examenopdracht H4.3
  1. A
  2. B
  3. D
  4. C
  5. B
  6. D
  7. B
  8. C
  9. C

Slide 32 - Slide


Herhalen leerdoelen H4
  • Ik herken feiten, meningen en argumenten in een tekst
  • Ik kan de kwaliteit van argumenten in een tekst beoordelen
  • Ik herken een betoog
  • Ik weet hoe de schrijver mij probeert te overtuigen
  • Ik herken een beschouwing
  • Ik kan me een oordeel vormen over de kwestie van beschouwing

Slide 33 - Slide


Als je nog vragen of opmerkingen hebt,
kan je die hier kwijt.

Slide 34 - Open question