oefening onregelmatige werkwoorden

oefening onregelmatige werkwoorden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 7 min

Items in this lesson

oefening onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Slide

Wat is de verleden tijd van 'to beat'?
A
Beat
B
Beaten
C
Bet
D
Bate

Slide 2 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van "to become?
A
became
B
become
C
becomed
D
becoming

Slide 3 - Quiz

Wat is het verleden tijd van "to begin?
A
began
B
begun
C
beginning
D
begunend

Slide 4 - Quiz

Wat is het hele werkwoord voor de volgende vormen: bet - bet?
A
to bet
B
to bed
C
to bat
D
to bit

Slide 5 - Quiz

Wat is het verleden tijd van to bite?
A
biten
B
bit
C
bated
D
beat

Slide 6 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van to bleed?
A
slaan
B
leveren
C
bloeden
D
breken

Slide 7 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van to blow?
A
blown
B
blowed
C
blew
D
blowen

Slide 8 - Quiz

Wat is de verleden tijd van to break?
A
broked
B
braked
C
broke
D
broken

Slide 9 - Quiz

Wat is de verleden tijd van to bring?
A
brung
B
bringed
C
brought
D
brang

Slide 10 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van to broadcast?
A
broadcast
B
broadcasted
C
broadcaste
D
broked

Slide 11 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van to broadcast?
A
broadcast
B
broadcasted
C
broadcaste
D
broked

Slide 12 - Quiz

Wat is de verleden tijd van to burn?
A
burned
B
burnt
C
bursted
D
buned

Slide 13 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van to buy?
A
begun
B
buyed
C
brought
D
bought

Slide 14 - Quiz

Wat is de verleden tijd van to choose?
A
choosed
B
chose
C
choosen
D
chosen

Slide 15 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van to come?
A
came
B
camen
C
cammed
D
come

Slide 16 - Quiz

Wat is het hele werkwoord van dit ww drawn ?
A
to draw
B
to drawn
C
to drew
D
to dritten

Slide 17 - Quiz

Wat is de verleden tijd van to cost?
A
cosed
B
casted
C
cost
D
costed

Slide 18 - Quiz

Wat is het hele werkwoord van cut?
A
to cut
B
to cutted
C
to coast
D
to cuttest

Slide 19 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van to deal.
A
deal
B
dealed
C
dealt
D
dealead

Slide 20 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van to dig.
A
dug
B
digged
C
dugged
D
dig

Slide 21 - Quiz

Wat is de verleden tijd van to draw?
A
drawed
B
drew
C
drawn
D
droven

Slide 22 - Quiz

Wat is het hele werkwoord van dit voltooid deelwoord bitten?
A
to bit
B
to bitten
C
to beat
D
to bite

Slide 23 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van to drink?
A
Drunken
B
Drinked
C
Drank
D
Drunk

Slide 24 - Quiz