Feiten, meningen en argumenten deel 2 na de vakantie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Wat gaan we doen?

Datum toets

Lesdoel kort bespreken

Korte video over feiten en meningen

Quiz: feit of mening?

Zelfstandig werken + opdrachten nakijken

Kahoot

Wat gaan we doen?

2e uur

Uitleg argumenten

Oefenen met argumenteren

Kijken en luisteren: debat

Lesdoel

• Je weet wat feiten en meningen zijn

en je kan van beide een voorbeeld geven. 

• je kan in een tekst feiten en meningen herkennen. 

Feiten 

Feiten: zijn dingen die echt zo zijn. Je kunt controleren of ze waar/onwaar zijn. --> objectief

1. Er staan nu 30% minder koeien in de wei dan vorig jaar.
2. In 1985 liepen er zomers 2.3 miljoen koeien in de wei.

Vraag je wel altijd af of een feit geloofwaardig is. Soms zijn ze namelijk lastig te checken. Wees kritisch!

Mening

Mening: zijn dingen waar je het mee eens of oneens kan zijn. 

--> subjectief

1. Het is een mooi gezicht: grazende koeien in de wei
2. Veel meer boeren zouden hun koeien naar buiten moeten doen.

Meningen herken je (vaak) aan signaalwoorden: ik vind..., volgens mij...

Schrijf op wat een feit/mening is en geef voorbeelden

Feit of mening?
M&M's zijn de lekkerste snoepjes

1. Mening
2. Feit

Feit of mening?
M&M's zijn snoepjes die bedacht zijn in Amerika

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?

Een normaal zakje M&M's bevat een vaste verdeling van bruine, rode, gele, groene en oranje en blauwe M&M's

Een normaal zakje M&M's bevat een vaste verdeling van groene, rode, blauwe, gele, bruine en oranje M&M's

1. Mening
2. Feit

Feit of mening?
Ik heb liever de gele verpakking M&M's

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?
M&M's zijn, volgens mijn moeder, veel te duur

1. Mening
2. Feit

Feit of mening?
Elke M&M wordt bedrukt met een kleine letter 'm'

1. Feit
2. Mening

Opdrachten maken

Maak opdracht 2, 3 en 4 op blz. 86-90.

Deze opdrachten gaan we bespreken op de maandag na de vakantie. 

https:

Nederlands 31-10

Wat gaan we doen in deze les?

1. Opdrachten nakijken
2. Datum toets
3. Mening, feiten en argumenten 
4. Oefenen met argumenteren
5. Kijken en Luisteren --> debat

Datum toets

Maandag 14 november 2e uur:

Lezen

Kijken + Luisteren 

Opdrachten nakijken

We kijken opdracht 1 en 2 na op blz. 40 

Argumenten

Als je een mening vertelt, kan je met een argument uitleggen waarom je deze mening hebt. 

Met goede argumenten kan je een ander overtuigen. 

Argumenten

De school moet iedere dag om 10:00 uur beginnen in plaats van 8:30 uur.

Wat is een waardevol argument?

1. Studenten zijn dan meer uitgerust en kunnen dan beter de lesstof in zich opnemen. 

Wat is een nutteloos argument?

1. Omdat dit gewoon beter is

Mening: Op school moeten we alles op de laptop doen.
Geef een nutteloos en een waardevol argument.

Maak een keuze en geef argumenten.

1. Je moet altijd een anker meesleuren.
2. Alles wat je laat vallen, raak je voor altijd kwijt.

Argumenten

Argumenten kan je ook in een tekst tegenkomen. Let dan op de volgende signaalwoorden:

• omdat, daarom, dus, om die reden.
• doordat, daardoor, waardoor, zodat.
• met het doel dat, om te, opdat, teneinde, waartoe.
• want, namelijk, immers.
• zodat, met het gevolg dat, ten gevolge van.

Stelling: Jongeren moeten verplicht tot hun 18e deel uitmaken van een sportclub

Geef 3 argumenten voor en 3 argumenten tegen deze stelling.

Kijken en luisteren

We gaan een stukje van een debat kijken. 

Lees de vragen en onderstreep hoofdzaken. Zo weet je waar je op moet letten tijdens het kijken.

Beantwoord de vragen (als dat lukt) tijdens het kijken. 

Opdrachten maken

We maken eerst opdracht 5 op blz. 46

Daarna maken we opdracht 4 op blz. 44