Voorbereidende Activiteiten Basisschool de Europaschool

voorbereidende les de Europaschool
1 / 35
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

voorbereidende les de Europaschool

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning
  • absentie/ lesdoelen
  • theorie (6e lesuur)
  • praktijk (7e/8e lesuur) uiterlijke verzorging
  • afsluiten lesdoelen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Varianten in de pedagogiek
  • Orthopedagogiek: gedrag van kinderen (o.a. kinderen met ontwikkelingsachterstanden + gedragsproblematiek)
  • Onderwijspedagogiek: didactiek en onderwijskunde (hoe leren kinderen + onderwijs erop aan passen)
  • Sociale pedagogiek: kind in relatie met omgeving
  • Gezinspedagogiek: invloed gezin op opvoeding en ontwikkeling van kind

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Verschillen tussen...
  • Pedagogisch medewerker (niveau 3)
  • Gespecialiseerd pedagogisch medewerker ( niveau 4)
  • Locatie manager ( niveau 4 of HBO)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Ontwikkeling van de mens
De ontwikkeling wordt aan de hand van levensfases besproken. 
Een levensfase is een periode in iemands leven die anders is dan andere periodes. Deze worden onderscheiden:


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Ontwikkelingspsychologie baby/ dreumes

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Dreumes

Dreumesen: kinderen van 1 tot 2 jaar.


Een dreumes kan al steeds meer zelf. De bewegingen zijn meer gecontroleerd, hij kan los staan en begint meestal net met lopen. Een dreumes kan zelf uit een fles of beker drinken en een boterham eten. En hij begint de eerste woordjes te zeggen. Een dreumes kan eenkennig zijn en hij krijgt steeds meer een eigen willetje. Een dreumes is zich nog niet bewust van de gevolgen van zijn gedrag.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

de peuter
De peuter gaat naar de crèche.
de kleuter
De kleuter mag naar de basisschool.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

- Worden zelfstandiger; lopen en praten
- Peuterpubertijd
- Geen inlevingsvermogen
- Magisch denken
Ontwikkeling van peuters 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Peuter Puberteit
  • Peuterpuberteit (twee is nee). Verzetten tegen ouder en wil zelfstandig zijn
  • Scheidingsangst
  • Nog niet inleven in een ander
  • Kunnen vaak net praten
  • Zijn gericht op hier en nu
  • spelen niet echt samen, maar naast elkaar




Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Grove motoriek

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Grove motoriek 
De grove motoriek zijn de grote bewegingen die een kind leert en maakt. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Grove motoriek
3 maanden
Omrollen, hoofde optillen
6 maanden
Zitten met hulp
9 maanden
Zelfstandig zitten, kruipen
10-11 maanden
Staan
12-14 maanden
Lopen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Fijne motoriek 
De fijne motoriek zijn de kleinere bewegingen en handmotoriek zoals kunnen schrijven, tekenen of knutselen. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

FIJNE MOTORIEK
  • Tekenen
  • Kleuren
  • Knopen dicht doen
  • Veters strikken
  • Knippen
  • schrijven
  • kralen rijgen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Kinderopvang is een verzamelterm

- kinderdagverblijf: 0 - 4 jaar
- peuterspeelzaal: 2 - 4 jaar, voorbereiding basisschool
- bso: 4 - 13 jaar
- brede school: werkt samen met verschillende organisaties; peuterspeelzalen/sportinstellingen
- ikc: denken hetzelfde over opvang en onderwijs

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is een kinderdagverblijf?
Opvang voor kinderen van 0-4 jaar 
die nog niet naar school gaan. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Thema knutselen op een kinderdagverblijf

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Doelgroepen
  • Baby's en dreumesen
  • Peuters en kleuters
  • Schoolkinderen en jongeren
  • Mensen met een beperking
  • Ouderen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Soorten activiteiten
Soorten activiteit:
  • Individuele activiteit
  • Sociale activiteit
  • Groepsactiviteit
  • Educatieve activiteit
  • Recreatieve activiteit
  • Sportieve activiteit

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Sociale en recreatieve activiteiten
  • sociale activiteiten

contact maken

scrabbelen

rolstoelhockey


  • recreatieve activiteiten

ontspanning (zie afbeelding)


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Educatieve activiteiten 
Educatieve activiteiten leren de deelnemers iets. Ze krijgen kennis over een onderwerp. Die kennis slaan deelnemers op in het geheugen

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Horizontale en verticale groep

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Horizontale of verticale groep? 
Horizontale groep: 
- De leeftijd van de deelnemers zijn gelijk of de deelnemers hebben dezelfde leeftijdscategorie (voorbeeld: jullie klas)
Verticale groep: 
- Hebben de deelnemers verschillende leeftijden (voorbeeld: bioscoopfilm voor alle leeftijden) 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Noem twee voor- en nadelen van horizontale en verticale groepen? 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Homogene groep
  • Het woord homo betekent ‘gelijk’. In een homogene groep hebben de deelnemers een gemeenschappelijk kenmerk. 
  • Bij homogene groepen lijken de zorgvragers in sommige opzichten op elkaar. Denk aan sekse, leeftijd en problematiek.
  •              

    Slide 28 - Slide

    This item has no instructions

    Heterogene groep
    • Het woord hetero betekent ‘verschillend’. De deelnemers zijn verschillend. 
    • Een groep met mannen en vrouwen is een voorbeeld van een heterogene groep. 


    Slide 29 - Slide

    This item has no instructions

    Draaiboek

    Wat is een draaiboek?
    Waar gebruik je het voor?

    Slide 30 - Slide

    Wat is een draaiboek? 
    een algemene benaming voor een medium/communicatiemiddel, dat refereert aan een gebeurtenis, script of evenement, waarin tot in detail beschreven staat wat er gebeuren moet, welke middelen daarvoor nodig zijn en wie welke taken heeft.

    Waarom gebruik je een draaiboek?
    bv:
    - vooraf de werkzaamheden goed in beeld krijgen
    - wie heb je allemaal nodig
    - wat heb je allemaal nodig
    - op het moment zelf de regie goed kunnen voeren, gaat alles nog volgens planning?
    Draaiboek:
    • Een draaiboek is een uitgewerkt plan van aanpak van een activiteit.
    • In een draaiboek staat in de juiste volgorde wat wanneer gedaan en georganiseerd moet worden.

    • Bv> activiteit bedenken voor een doelgroep en waarom, collega's informeren/vragen, datum prikken, uitnodigingen versturen, boodschappen voor de activiteiten, materialen klaarzetten, doelgroep ontvangen, activiteit starten, materiaal opruimen, feedback vragen (tips/ tops doelgroep, evalueren met collega's over de gegeven activiteit.

    Slide 31 - Slide

    This item has no instructions

    Onderdelen draaiboek - de 7 W's
    1. WAAROM
    2. WIE
    3. WAT
    4. WAAR
    5. WANNEER
    6. WELKE manier (hoe)
    7. WAT daarna

    Slide 32 - Slide

    1. WAAROM? Voor welke gelegenheid bv.? Naar aanleiding van de gevonden reden(en) bepaal je wat voor een activiteit je gaat organiseren.
    2. WIE? Voor wie, welke leeftijdsgroepen wil je een activiteit gaan organiseren?
    3. WAT? Wat doen? Dit heeft te maken wat voor een doelgroep c.q. leeftijdsgroep je voor ogen hebt. 
    4. WAAR? Als je weet wat voor een activiteit voor wie gaat organiseren moet je gaan plannen waar je deze activiteit kunt gaan houden. Houdt hierbij rekening met de doelgroep. 
    5. WANNEER? Je moet hierbij rekening houden met bijv.: (School)vakanties, beschikbaarheid van de accommodatie zelf, wordt er nog meer georganiseerd op dat moment? En houd rekening met de voorbereidingstijd die je nodig hebt!
    6. WELKE manier? Hoe en op welke manier ga jij deze activiteit op dat tijdstip in die accommodatie met deze groep mensen organiseren? 
    De eerste vijf W’s zijn snel te beantwoorden. Maar hoe je de activiteit gaat organiseren gaat niet zo snel. Daar komt veel meer bij kijken! Hier kom ik in de volgende sheet op terug. 
    7. WAT daarna? Als de activiteit afgelopen is, is de organisatie nog niet afgelopen. Want er moet nog opgeruimd worden, maar het nabespreken (evalueren) van de activiteit is eigenlijk nog belangrijker. Waarom? Omdat je n.a.v. de evaluatie weer kunt leren voor een volgende keer. Kom ik straks op terug. 

    Slide 33 - Slide

    This item has no instructions

    Opdracht: Werkveldverkenning doelgroep in DUO's
    - Doelgroep: groep 4
    - thema Brazilië
    - Lees de opdracht en verwerk
    deze in word (draaiboek ) en 
    maak hiervan een PPP.



    Slide 34 - Slide

    This item has no instructions

    Soorten activiteiten
    Soorten activiteiten 
    - recreatief
    -sportief
    -educatief
    -sociaal 

    Groeps- / individuele activiteit

    Slide 35 - Slide

    This item has no instructions