Mens en Activiteit Kennismaken met verschillende doelgroepen

Wat gaan we doen vandaag?

  • Herhaling vorige week.
  • Theorie: kennismaken met verschillende doelgroepen
  • Opdracht activiteiten beoordelen
  • Terugblikken lesdoelen en les. 
  • Afsluiting les.
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?

  • Herhaling vorige week.
  • Theorie: kennismaken met verschillende doelgroepen
  • Opdracht activiteiten beoordelen
  • Terugblikken lesdoelen en les. 
  • Afsluiting les.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Kennismaken met verschillende doelgroepen 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weten we nog
van vorige les?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

lesdoelen 
Aan het einde van deze les...

  • je kent verschillende doelgroepen en je kan voorbeeld hiervan geven.
  • je kan een activiteitenplan beschrijven 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Doelgroepen
  • Baby's (0-1) 
  • Dreumer (1-2)
  • Peuters (2-4)
  • Kleuter (4-6)
  • Schoolkind (6-12)
  • Tiener (12-16)
  • Jongeren (16-18)
  • Jongvolwassen (18-21)
  • Volwassen (21-60)
  • Ouderen (60+)
  • Mensen met een beperking  
Kenmerken
- Leeftijd
- Hobby's
- Beperking
- Geslachtskenmerken  

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Organisaties 
  • Kinderopvang 
  1. Kinderdagverblijf: 0-6 jaar 
  2. Peuterspeelzaal: 2-4 jaar 
  3. Buitenschoolse opvang (bso): 4-13 jaar 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Dagbesteding 
  • Activiteitencentra: mensen zonder baan 
  • Medisch kinderdagverblijf: kinderen met ernstig handicapt of ziekte
  • Centra voor dagbesteding: dagbesteding voor verschillende doelgroepen. (recreatieve activiteiten) 
  • Zorgboerderijen: mensendieck niet meer zelfstandig kunnen wonen. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Activiteiten aanbieden aan een groep

 Homogene groepen: Zelfde kenmerken, bijvoorbeeld: zelfde leeftijd & zelfde geslacht

 Heterogene groepen: Verschillen zijn groter, bijvoorbeeld: Leeftijdsverschil, verschillende geslacht


Verticale groep: Niet iedereen is even oud. Bijvoorbeeld 0 t/m 4 in een groep



Horizontale groep: Iedereen is even oud. Bijvoorbeeld alleen baby's in de zelfde groep.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is een homogene groep?
A
een groep waarvan de leden dezelfde kenmerken hebben
B
een groep waarvan de leden andere kenmerken hebben
C
een groep met alleen maar jongens
D
ik heb echt geen idee

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Dit is een homogene groep
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Een grote groep sporters komt sporten. Het is een groep vrouwen in de leeftijd van 18 jaar tot 55 jaar. Tot welke groep of groepen sporters behoren zij.
A
Homogene groep
B
Hetrogene groep
C
Horizontale groep
D
Verticale groep

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

In de kinderopvang wordt gewerkt met
horizontale en/of verticale groepen.

Wat is een verticale groep?
A
Kinderen van hetzelfde ontwikkelingsniveau in dezelfde groep.
B
Kinderen van dezelfde leeftijd in de dezelfde groep.
C
De groep is geheel niet ingedeeld op leeftijdscategorie.
D
kinderen van 0-4 jaar samen in dezelfde groep.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een verticale groep?
A
Een groep 65 +
B
Een groep 12 jarigen
C
Een groep jongens
D
Een groep 7 tot 12 jarigen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Grove motoriek 
Grote bewegingen

Bijvoorbeeld:
  • Lopen
  • Zwemmen
  • Fietsen
  • Rennen
  • Traplopen
Fijne Motoriek
Kleinere bewegingen die je met je handen en vingers maakt. 

Bijvoorbeeld:
  • Tekenen 
  • Schrijven

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Grove motoriek
A
B

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Grove motoriek is
A
Rennen, fietsen, lopen
B
Voetballen, zwemmen en breien
C
Schilderen, breien en lopen
D
Breien, typen, snijden

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is grove motoriek ?
A
Kleine bewegingen met je handen
B
Geen van de drie
C
Kleine en grote bewegingen
D
Grote bewegingen met romp, armen, benen en heel je lijf

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Is dit een fijne motoriek?
A
Waar
B
Niet waar
C
Dit behoort niet tot een motoriek
D
Dit is een grove motoriek

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de fijne motoriek?
A
Kleine bewegingen met bijvoorbeeld je handen
B
Grote bewegingen met de armen en benen
C
Scooters
D
Vriendelijk met elkaar omgaan

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke soorten van ontwikkeling?

Motorische ontwikkeling. ...
Sociaal-emotionele ontwikkeling. ...
Zintuiglijke ontwikkeling. ...
Cognitieve ontwikkeling. ...
Creatieve ontwikkeling.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

wat betekent lichamelijke ontwikkeling
A
groei van de hersenen
B
groei van haar
C
groei van het lichaam
D
groei van de bomen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

de sociale ontwikkeling zegt wat over:
A
het leren en denken
B
de emoties
C
de omgang met anderen
D
de motoriek

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een doel van knutselactiviteiten?
A
Creatieve ontwikkeling
B
Samenwerken
C
Vereisen van stilte

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Het draaiboek
Is een groot schema dat je helpt bij het organiseren.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Onderdelen draaiboek - de 7 W's
1. WAAROM (doel) 
2. WIE ( jullie namen) 
3. WAT ( om welke activiteit het gaat) 
4. WAAR ( plaats/school/ lokaal) Yunus Emre  
5. WANNEER ( tijd en datum) 
6. WELKE manier (hoe, uitleg)
7. WAT daarna (evalueren)

Slide 25 - Slide

1. WAAROM? Voor welke gelegenheid bv.? Naar aanleiding van de gevonden reden(en) bepaal je wat voor een activiteit je gaat organiseren.
2. WIE? Voor wie, welke leeftijdsgroepen wil je een activiteit gaan organiseren?
3. WAT? Wat doen? Dit heeft te maken wat voor een doelgroep c.q. leeftijdsgroep je voor ogen hebt. 
4. WAAR? Als je weet wat voor een activiteit voor wie gaat organiseren moet je gaan plannen waar je deze activiteit kunt gaan houden. Houdt hierbij rekening met de doelgroep. 
5. WANNEER? Je moet hierbij rekening houden met bijv.: (School)vakanties, beschikbaarheid van de accommodatie zelf, wordt er nog meer georganiseerd op dat moment? En houd rekening met de voorbereidingstijd die je nodig hebt!
6. WELKE manier? Hoe en op welke manier ga jij deze activiteit op dat tijdstip in die accommodatie met deze groep mensen organiseren? 
De eerste vijf W’s zijn snel te beantwoorden. Maar hoe je de activiteit gaat organiseren gaat niet zo snel. Daar komt veel meer bij kijken! Hier kom ik in de volgende sheet op terug. 
7. WAT daarna? Als de activiteit afgelopen is, is de organisatie nog niet afgelopen. Want er moet nog opgeruimd worden, maar het nabespreken (evalueren) van de activiteit is eigenlijk nog belangrijker. Waarom? Omdat je n.a.v. de evaluatie weer kunt leren voor een volgende keer. Kom ik straks op terug. 
Waarom is een
draaiboek
handig?

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

Waarom is een draaiboek handig?
Je weet wat iedereen doet en welke taak hij heeft.
Je weet wat je van tevoren moet aanschaffen/ bestellen.
Je weet precies de hoeveelheid mensen die komen.
Je weet de doelgroep.
Je weet hoelang de voorbereiding duurt
Je weet wie de uitvoering doen en wie het organiseert.
Je weet de plaats en datum.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions


Schrijf 3 dingen die je vandaag had geleerd

Slide 29 - Open question

This item has no instructions


Stel 1 vraag die je nog niet hebt begrepen.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Welke doelgroen zijn er ?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Welke antwoord is fout?

Activiteiten zijn belangrijk...
A
omdat je andere mensen ontmoet
B
Er is eten erbij
C
om te ontspannen en om je zorgen te vergeten
D
om regelmaat in je dag te vinden

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Voor welke leeftijd is de opvang bij het kinderdagverblijf

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Welke antwoord hoor bij BSO
A
BSO is voor opvang van zieke kinderen
B
BSO is voor opvang kinderen tussen 4 en 13 jaar
C
BSO vangt kinderen voor en na schooltijd op
D
BSO vangt kinderen op in de middagpauze

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen grove en fijne motoriek?

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Afsluiting:

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Hoe vonden jullie de les gaan?

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Einde les! 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions