Lezen h3 - NN6 - vwo 2

H3 Lezen
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3 Lezen

Slide 1 - Slide

Uit 'De Brug' ken je de volgende tekstverbanden al:

  • Chronologisch
  • Opsommend
  • Tegenstellend
  • Toelichtend 
Uit Lezen h2 ken je de volgende tekstverbanden al:

  • Concluderend
  • Redengevend
  • Oorzakelijk
  • Vergelijkend 

Slide 2 - Slide

Nieuwe tekstverbanden


doel-middel
geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken

Door middel van veel oefenen wil Amber een goed cijfer halen voor haar wiskundetoets.
opdat (= met het doel dat), zodat, om te, door middel van, met behulp van


samenvattend
er wordt een verkorte weergave van informatie uit de tekst gegeven

Al met al vind ik de leerstof voor de toets best makkelijk.
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

Slide 3 - Slide

Nieuwe tekstverbanden
voorwaardelijk
maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt

Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan.

als (... dan), indien, tenzij (= maar niet als, behalve als) wanneer, mits (= als, op voorwaarde dat)
toegevend
er wordt een andere kant van de zaak aangegeven

Hoewel An van kamperen houdt, gaat ze dit jaar niet mee naar de camping.
ook al, zij het (dat), weliswaar, (al) hewel, ofschoon, desondanks, niettemin

Slide 4 - Slide

Doel-middelverband
De bezorger heeft de bakfiets nodig om de maaltijden te bezorgen.
Doel = maaltijden bezorgen
Middel = bakfiets

Slide 5 - Slide

Ander voorbeeld:
Om nog op tijd op school te komen (doel), ga ik toch maar fietsen in plaats van lopen (middel).

Slide 6 - Slide

Samenvattend verband
De uitvinder houdt zijn octrooi. 'Het is onzin dat iedereen een beschuit met een inkeping had kunnen bedenken. Dat het moeilijk is om beschuit uit de rol te krijgen, was al lang bekend, maar voor mijn uitvinding zijn bakkers nooit op deze oplossing gekomen', aldus Tempels. Al met al is hij content met de uitspraak.

Slide 7 - Slide

Ander voorbeeld: 

Jan gaat binnenkort werken want hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi, maar nu breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. Ook zal de ex-student zijn studievrienden minder zien. We zullen hem vast niet meer zo vaak in de kroeg aantreffen. Kortom, er gaat veel veranderen in zijn leven.

Slide 8 - Slide

Voorwaardelijk verband
Wanneer de coronabesmettingen afnemen en de druk op de ziekenhuizen minder wordt, mogen we weer naar school. 
Voorwaarden > als de coronabesmettingen en de druk op de ziekenhuis afnemen > als aan deze voorwaarden voldaan is, mogen we weer naar school.

Slide 9 - Slide

Toegevend verband
Hoewel Sofie van pizza houdt, heeft ze vandaag pasta thuis laten bezorgen.
Toegeving > Sofie houdt van pizza (vandaag kiest ze desondanks voor pasta)

Slide 10 - Slide

Lesboek
Lees de theorie van Lezen h3 op blz. 76 door. 

Maak opdracht 1 op blz. 77

Slide 11 - Slide


Samenvattend verband
A
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt.
B
Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.
C
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. De meningen zijn dus nogal verdeeld.
D
Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.

Slide 12 - Quiz


Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!

Slide 13 - Quiz


Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 14 - Quiz

Mijn broertje eet graag pannenkoeken, pizza's en hamburgers. Tekstverband?
A
middel/doel
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
opsomming

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband tijdsvolgorde?
A
ten eerste
B
eerst
C
al met al
D
om te beginnen

Slide 16 - Quiz

Hij is even groot als ik.
tekstverband?
A
signaalwoord: als tekstverband: uitleggend
B
signaalwoord: als tekstverband: vergelijking
C
signaalwoord: als tekstverband: doel - middel
D
signaalwoord: als tekstverband: samenvattend

Slide 17 - Quiz

Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Tekstverband?
A
doel-middel
B
tegenstelling
C
voorwaardelijk
D
redengevend

Slide 18 - Quiz

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Hij wil later advocaat worden, zoals zijn moeder dat ook is.
A
later
B
zoals
C
moeder
D
dat

Slide 19 - Quiz

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Het waait ontzettend hard, daardoor vallen er veel takken van de bomen.
A
waait
B
ontzettend
C
daardoor
D
veel

Slide 20 - Quiz

Wat is het signaalwoord in deze zin:

Al met al was het een leuke dag.
A
Al met al
B
was
C
het
D
een leuke dag

Slide 21 - Quiz

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Wanneer jij aardig tegen mij bent, zal ik dat ook tegen jou zijn.
A
wanneer
B
zijn
C
ook
D
mij

Slide 22 - Quiz

Welk verband staat in de volgende zinnen:
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
concluderend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 23 - Quiz

Welk verband zie je in de volgende zin:
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
A
tegenstellend verband
B
chronologisch verband
C
toelichtend verband
D
vergelijkend verband

Slide 24 - Quiz

Welk verband zie je in deze zin:
We willen Pietje Puk graag in onze groep vanwege zijn vriendelijkheid. Ook is hij altijd erg behulpzaam.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
chronologisch verband
D
tegenstellend verband

Slide 25 - Quiz

Welk verband zie je in de volgende zin:
Net als in Amerika, gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodrestaurants.
A
vergelijkend verband
B
oorzakelijk verband
C
opsommend verband
D
redengevend verband

Slide 26 - Quiz

Het heeft de afgelopen winter nauwelijks gevroren. Hierdoor zijn er dit voorjaar erg veel insecten.
A
Oorzakelijk
B
Redengevend

Slide 27 - Quiz

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
A
Oorzakelijk
B
Redengevend

Slide 28 - Quiz

Voor de voetbalwedstrijd heb ik een goede conditie nodig, daarom train ik twee keer per week.
A
Oorzakelijk
B
Redengevend

Slide 29 - Quiz

doel-middelverband
samenvattend verband
voorwaardelijk verband
toegevend verband

Slide 30 - Drag question