P5

P5
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Anatomie | pathologieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

P5

Slide 1 - Slide

Waar komen de meeste medische termen vandaan?
A
Uit het Latijn, Engels en soms worden ook eigennamen gebruikt.
B
Uit het Latijn, Grieks en soms worden ook eigennamen gebruikt.
C
Uit het Italiaans, Engels en soms worden ook eigennamen gebruikt.
D
Uit het Italiaans, Grieks en soms worden ook eigennamen gebruikt.

Slide 2 - Quiz

Een ander woord voor ventraal is anterior.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Beweringen:

I   Slagaders bevatten zuurstofrijk bloed.

II  Zowel in de arteriën als in de venen vindt géén uitwisseling van stoffen plaats (b.v. zuurstof en brandstof).
A
Bewering I is juist; bewering II is juist
B
Bewering I is juist; bewering II is onjuist
C
Bewering I is onjuist; bewering II is juist
D
Bewering I is onjuist; bewering II is onjuist

Slide 4 - Quiz

Hoe heet het bloedvat dat verbonden is met de rechter kamer? (NL of Latijn)

Slide 5 - Open question

Waar bevinden zich de atrioventriculaire kleppen?
A
tussen boezems en kamers
B
tussen kamers en slagaders
C
tussen rechter boezem en kamer
D
tussen rechter en linker boezem

Slide 6 - Quiz

Hoeveel slippen ('deurtjes') heeft de mitralis-klep?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Hoe wordt de sinusknoop ook wel aangeduid?
A
atrioventriculaire knoop
B
lymfeknoop
C
pacemaker
D
pauzeknop

Slide 8 - Quiz

Beweringen:

I   Door het autonome (vegetatieve) zenuwstelsel wordt de werking van het hart beïnvloed.

II  Het prikkelgeleidingssysteem van het hart heeft in principe één-richtingsverkeer.
A
Bewering I is juist; bewering II is juist
B
Bewering I is juist; bewering II is onjuist
C
Bewering I is onjuist; bewering II is juist
D
Bewering I is onjuist; bewering II is onjuist

Slide 9 - Quiz

'Een snelle, forse daling van de bloeddruk bij overeind komen'.

Deze uitspraak past bij:
A
hypertensie
B
orthostatische hypotensie
C
shock
D
vasovagale syncope

Slide 10 - Quiz

Beweringen:

I   Slagaderverkalking (arteriosclerose) doet de bloeddruk stijgen.

II  Hypertensie leidt tot slagaderverkalking (arteriosclerose).
A
Bewering I is juist; bewering II is juist
B
Bewering I is juist; bewering II is onjuist
C
Bewering I is onjuist; bewering II is juist
D
Bewering I is onjuist; bewering II is onjuist

Slide 11 - Quiz

Waarom proberen we iemand met een CVA zo snel mogelijk na het ontstaan (binnen 3 uur) in het ziekenhuis te krijgen?
A
Om zo snel mogelijk de oorzaak van het CVA te behandelen.
B
Om zo snel mogelijk een veilige omgeving te garanderen.
C
Om zo snel mogelijk met oefenen (revalidatie) te kunnen starten.
D
Om zo snel mogelijk met oefenen (revalidatie) te kunnen starten.

Slide 12 - Quiz

Welk woord hoort op de plaats van de stippellijn:

Zoals angina pectoris hoort bij een hartinfarct, zo past ........ bij teen-necrose/-gangreen.

Slide 13 - Open question

Beweringen:

I   Een ander woord voor hartfalen is decompensatio cordis.

II  Hartfalen betekent dat het hart niet meer klopt.
A
Bewering I is juist; bewering II is juist
B
Bewering I is juist; bewering II is onjuist
C
Bewering I is onjuist; bewering II is juist
D
Bewering I is onjuist; bewering II is onjuist

Slide 14 - Quiz

Wat is géén mogelijke oorzaak van hartfalen?
A
lekkende hartkleppen
B
orthostatische hypotensie
C
ritmestoornissen
D
te snel werkende schildklier

Slide 15 - Quiz

Wat is géén mogelijke oorzaak van ventrikelfibrilleren?
A
acuut myocardinfarct
B
blikseminslag, electrocutie
C
bloedarmoede
D
hartspierziekte

Slide 16 - Quiz

Beweringen:

I   Bij een hartstilstand is het altijd zinvol om snel een elektrische schok toe te dienen (AED).

II  Wanneer iemand niet meer ademt, zal kort daarna een hartstilstand optreden.
A
Bewering I is juist; bewering II is juist
B
Bewering I is juist; bewering II is onjuist
C
Bewering I is onjuist; bewering II is juist
D
Bewering I is onjuist; bewering II is onjuist

Slide 17 - Quiz