Lesbrief reader 3: Kleuters en schoolkinderen

Ontwikkelingsfasen Periode 3
Peuters, kleuters en schoolkinderen

Les 1 en 2: de peuter
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Ontwikkelingsfasen Periode 3
Peuters, kleuters en schoolkinderen

Les 1 en 2: de peuter

Slide 1 - Slide

Peuters:
waar denk je aan?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Welke tips kun je geven
om een kind te stimuleren
bij zindelijk worden?

Slide 8 - Mind map

Wat verstaan we onder exploratiedrang?
A
Het feit dat het denken van een baby of peuter zich alleen richt op wat tastbaar is.
B
De intense behoefte om de wereld te ontdekken.
C
Het feit dat een peuter wel gevoelsmatig kan meeleven, maar de wereld vanuit zijn eigen gezichtspunt bekijkt.
D
De wil om samen met andere kinderen te spelen en zich met andere kinderen te vermaken.

Slide 9 - Quiz

Je doet alsof speelpoppetjes kunnen praten tijdens het spelen.
Dit is een voorbeeld van 'magisch denken'
A
Juist
B
Niet juist

Slide 10 - Quiz

Geef een ander woord voor 'koppigheidsfase'.
A
Peutereigenwijsheid
B
Peuter-ongehoorzaamheid
C
Peuterpuberteit
D
Peuterverwaandheid

Slide 11 - Quiz

Lichamelijke ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Sociale ontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
Seksuele ontwikkeling
Grove motoriek
Exploratie-dwang
Tweewoord-zinnen
Concreet denken
Animistisch denken
Driewoordznnen
Parallelspel
Egocentrisme
Koppigheidsfase
Hechtingsfiguren
Ontdekken geslachts-kenmerken
Zindelijkheid

Slide 12 - Drag question

Vanaf welke leeftijd leert het kind motorische vaardigheden?
A
Vanaf de beginfase van de peutertijd dus vanaf 18 maanden.
B
Tussen 1 en 2 jaar.
C
Tussen 2 en 3 jaar.
D
Tussen 3 en 4 jaar.

Slide 13 - Quiz

Waarom kan het (soms) geen kwaad als een kind valt?
A
Ze moeten ervaren dat vallen geen pijn doet.
B
Ze moeten ervaren dat vallen pijn kan doen.
C
Ze moeten leren dat je kunt vallen.
D
Ze moeten weten dat ze nog niet kunnen lopen.

Slide 14 - Quiz

Vanaf welke leeftijd wordt de peuter zindelijk?
A
Tussen 2 en 3 jaar.
B
Tussen 1 en 2 jaar.

Slide 15 - Quiz

Vanaf welke leeftijd begint de peuter zinnen te maken?
A
Vanaf ongeveer 1 jaar.
B
Vanaf ongeveer 2 jaar.
C
Vanaf ongeveer 3 jaar.
D
Vanaf ongeveer 4 jaar.

Slide 16 - Quiz

Exploratiedrang is een positieve ontwikkeling van de peuter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Magisch denken
Animistisch denken
Concreet denken
Denken dat er in de radio zingende mensen zitten.
Knuffel moet mee, anders gaat hij huilen.

Slide 18 - Drag question

Vanaf welke leeftijd ontwikkelt een peuter het “ik-gevoel”?
A
vanaf 1-1,5 jaar
B
vanaf 1,5-2 jaar

Slide 19 - Quiz

Leg uit wat ‘parallelspel” bij een peuter inhoudt.
A
Parallelspel is een manier van spelen waarbij een peuter beide handen gebruikt.
B
Parallelspel is een manier van spelen waarbij een peuter samen met een andere peuter speelt.
C
Parallelspel is een manier van spelen waarbij een peuter niet met maar naast de ander speelt.

Slide 20 - Quiz

Ontwikkelingsfasen Periode 3
Peuters, kleuters en schoolkinderen

Les 3 en 4: de kleuter

Slide 21 - Slide

Wat is de oorzaak van het feit dat kleuters een achterstand hebben in hun motorische ontwikkeling?
(er kunnen meerdere antwoorden goed zijn!)
A
Omdat hen veel uit handen genomen wordt door ouders/verzorgers.
B
Omdat de hersenen die hiervoor nodig zijn zich steeds later ontwikkelen.
C
Omdat ze te veel achter de computer en televisie zitten.
D
Omdat ze te weinig bewegen.

Slide 22 - Quiz

Cognitieve ontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling
Fantasie
Taakgericht werken
Taal
Zelfbeeld
Schaamtegevoelens
Schuldbewustzijn
Rennen zonder vallen.
Oog-hand-coördinatie.

Slide 23 - Drag question

Ontwikkelingsfasen Periode 3
Peuters, kleuters en schoolkinderen

Les 5 en 6: het schoolkind

Slide 24 - Slide

Wat komt er voor fantasie in de plaats tijdens de cognitieve ontwikkeling in de schoolkindfase?
A
Paralleldenken
B
Conformisme
C
Egocentrisme
D
Realiteitsdenken

Slide 25 - Quiz

Het oudere schoolkind (9 t/m 12 jaar) voelt zich onstabieler dan het jonge schoolkind (6 t/m 9 jaar).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Hoe noem jet het gedrag
waarbij schoolkinderen zich aanpassen aan de groep?
A
Paralleldenken
B
Conformisme
C
Egocentrisme
D
Realiteitsdenken

Slide 27 - Quiz

Plagen
Pesten
Gebeurt af en toe.
Eén of meer kinderen spelen de baas.
Gaat altijd één kant op met vaak hetzelfde slachtoffer.
Voor de lol.
Je kunt zeggen als het niet meer leuk is.
Voor de één is het leuk maar voor de ander niet.

Slide 28 - Drag question

EINDE

Slide 29 - Slide