Les 2 Examentraining Schrijven

Examentraining Schrijven
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Examentraining Schrijven

Slide 1 - Slide

Planning 
  • Welkom
  • Lesdoelen
  • Voorbeelden examen Schrijven
  • Het schrijven van een artikel
  • Taalvoutje

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

  • Je weet wat er van je wordt verwacht tijdens het examen Schrijven.
  • Je hebt voldoende handvatten om het examen Schrijven te gaan maken.
  • Je weet wat hoe je je kunt voorbereiden op de mondelinge examens.

Slide 3 - Slide

Beoordeling van het examen schrijven
  • Is de tekst leesbaar en adequaat? Minimum aantal woorden?
  • Inhoud
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid

Slide 4 - Slide

Beoordeling uitwerking opdracht





  • Als je alle 7 onderdelen op niveau uitwerkt, scoor je een 6,0 als cijfer.
  • Je mag maar op 1 onderdeel een onvoldoende scoren.

0 punten
Het onderdeel is onvoldoende uitgewerkt
1 punt
Het onderdeel is precies op niveau uitgewerkt
2 punten
Het onderdeel is boven niveau uitgewerkt

Slide 5 - Slide

Samenhang
  1. De tekst is verdeeld in een inleiding, middenstuk en slot.
  2. De tekst is logisch te volgen (niet van de hak op de tak).
  3. Het verband tussen de verschillende zinnen en alinea's is duidelijk door:
  • Passende voegwoorden (omdat, hoewel, desondanks, toch, maar, ...)
  • Correcte verwijswoorden (Het meisje met wie... / Zij, haar, dat)

Slide 6 - Slide

Goed voorbeeld van samenhang
"Ik denk dat ik de juiste persoon ben voor dit project, omdat ik ook goed met mensen van alle leeftijden om kan gaan en graag dieren en mensen help. Ook spreek ik goed Nederlands en Engels. Verder vind ik het altijd leuk om over nieuwe culturen te leren en te zien hoe mensen in andere landen dagelijks leven."


"Zoals ik al eerder benoemde, is dit project voor mij weggelegd."

Slide 7 - Slide

Verbeter het foute verwijswoord:

"Naar aanleiding van een artikel wat ik heb gelezen."

Slide 8 - Open question

Verbeter het foute verwijswoord:

"Ik verwacht een gezellig team die veel dieren hebben geholpen."

Slide 9 - Open question

Verbeter het foute verwijswoord:

"...vrijwilligerswerk in een land wat verder weg is."

Slide 10 - Open question

Afstemming op doel
Je kunt in je tekst verschillende doelen combineren, zoals informeren, overtuigen en activeren:

  • Het doel van een sollicitatiebrief is de lezer overtuigen dat jij een geschikte kandidaat bent.
  • Je informeert de lezer over jouw achtergrond en keuze voor dat project.
  • Jouw doel is om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek of in ieder geval om een reactie te ontvangen op jouw brief. 

Slide 11 - Slide

Goede voorbeelden van afstemming op doel
  • "… maar ik kreeg gelijk een fijn gevoel bij uw organisatie in Suriname."

  • "Dit geeft mij een extra boost om jullie een handje te willen helpen."

  • "Ik hou ontzettend van dieren en ik ga liefdevol met ze om."

  • "…omdat ik me voor de volle 110% inzet."

Slide 12 - Slide

Afstemming op publiek
Je kunt schrijven voor een bekend en algemeen publiek.
Je past consequent (in)formeel taalgebruik toe dat past binnen de situatie.

  • Spreek consequent aan met 'u' en 'uw'
  • Begin brieven met 'Geachte heer/ mevrouw,'

Slide 13 - Slide

Goede voorbeelden van afstemming op publiek

  • "Ik hoop dat u enthousiast bent geworden en dat ik ben
 wat u zoekt.
  • Ik kijk uit naar uw reactie."

Slide 14 - Slide

Minder goede afstemming op publiek

  • "De reden waarom je voor mij moet gaan is..."
  • "Mochten jullie behoefte hebben aan meer informatie, dan hoor ik het graag. Ik kijk uit naar jullie reactie!"

Slide 15 - Slide

Woordgebruik en woordenschat
  • Je gebruikt woorden in de goede betekenis
  • Je gebruikt de juiste lidwoorden (de / het) bij woorden
  • Je gebruikt de goede voorzetsels in je zinnen
  • Je wisselt af in je woordkeuze

Tips:
  • Gebruik alleen woorden waar je de betekenis van kent!
  • Maak gebruik van de woorden die in de examenopdracht staan.

Slide 16 - Slide

Welk woord klopt hier niet?

"Ik wil graag solliciteren voor een stageplek
bij het project dierenbescherming."

Slide 17 - Open question

Welk woord klopt hier niet?

"Nu ben ik heel erg geïnteresseerd naar een stageplek."

Slide 18 - Open question

Spelling
Tips:
  1. Let op het gebruik van hoofdletters aan het begin van een zin, bij namen, bij plaatsen en talen. 

  2. In het Nederlands schrijf je samenstellingen aan elkaar.

  3. Controleer in je tekst alle werkwoorden die eindigen op een 't' of een 'd':
    Vervang deze werkwoorden eventueel door 'smurfen' of 'lopen', zodat je goed kunt horen op welke letter het werkwoord moet eindigen.

Slide 19 - Slide

Goed gespeld
Fout gespeld
vrijwilligerswerk
vrijwilligers werk
mee loop dagen
meeloopdagen
zwerf dieren
zwerfdieren
email
e-mail
opzoek
op zoek
het florijn college
het Florijn College
ookal
ook al

Slide 20 - Drag question

Interpunctie
Tips:
  1. Controleer of je zinnen met een punt, vraagteken of uitroepteken eindigen.

  2. Vermijd schuine strepen. Gebruik liever 'en' of 'of':
    "Elk dier is anders en heeft weer andere hulp/ aandacht nodig".

  3. Vermijd puntkomma's. Meestal zijn die verkeerd:
    "Wilt u alvast wat meer informatie en gegevens van mij weten, zie dan de bijlage; Hierin staat mijn curriculum vitae."





Slide 21 - Slide

Grammatica
Tips:
  1. Lees je zinnen goed na en probeer te 'horen' of de zin klopt.
    Als je het idee hebt dat het raar klinkt, moet je de zin misschien anders formuleren.
    ***Mijn schooljaar zit er bijna op en er komen een zomervakantie met 8 weken.

  2. Iedere zin bevat minimaal één werkwoord: de persoonsvorm:
    ***Bijgevoegd ook mijn CV.   >>> dit is geen complete zin.

  3. Een zin eindigt waar je een pauze hoort als je de zin zou oplezen.
    ***In mijn vrije tijd werk ik veel, dit doe ik bij Bas van der Ven Catering. >>> waar pauzeer je?






Slide 22 - Slide

Mondeling examen Spreken
  • Presentatie van een stelling: je houdt een betoog over een door jou gekozen onderwerp.
  • Spreekdoel: overtuigen
  • 2F: de presentatie moet tussen de 4-6 minuten duren
  • 3F: de presentatie moet tussen de 6-8 minuten duren
  • Hulpmiddelen: aantekeningen in steekwoorden, PowerPoint
  • Je mag niet voorlezen!

Slide 23 - Slide

Niveaubepaling: 2F en 3F
Je moet laten zien dat jouw spreekvaardigheid minimaal voldoet aan de volgende punten:​

  • ​Samenhang​
  • Afstemming op doel​
  • Afstemming op het publiek​
  • Woordenschat en woordgebruik​
  • Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing​

Voor de uitleg hiervan en de cijferbepaling: zie het examenboekje (2F of 3F). Dit vind je in Teams onder Bestanden > Examens > Spreken


Slide 24 - Slide

Presentatie van een stelling
  • TIP: kies een onderwerp waar jij een sterke mening over hebt, het liefst iets wat te maken heeft met jouw werk, interesses, dagelijks leven of iets actueels.

  • Formuleer een stelling. Iets waar je voor of tegen bent.

  • Bedenk zelf of je voor of tegen de stelling bent. De stelling moet controversieel zijn: er moet discussie over mogelijk zijn.

Voorbeelden:
  • 'Beginnende zorgverleners moeten meer begeleiding krijgen'
  • 'Er moet minstens 2 miljard beschikbaar worden gemaakt voor de ouderenzorg'
  • 'Alle doping in de sport moet legaal worden'

Slide 25 - Slide

Inleiding
Een goede inleiding van een betoog bestaat uit twee delen:
  • In het eerste deel wordt de aandacht van de luisteraar/lezer getrokken: door bijvoorbeeld een eigen voorbeeld, een actualiteit, een anekdote, een casus, filmpje of een afbeelding.​

  • In het tweede deel wordt het onderwerp duidelijk en wordt de stelling benoemd. Waarom heb je deze stelling gekozen?

Voorbeeld:
“Er is vandaag een Amsterdammer vermoord.” Dit was de inleiding van Job Cohen toen hij een speech gaf op de dag dat Theo van Gogh was vermoord. Iedereen op de Dam werd stil."

Slide 26 - Slide

Kern
  • Leg uit waarom je de stelling hebt gekozen.​
  • Formuleer jouw standpunt (= mening) ten opzichte van de stelling.​
  • Geef minimaal twee argumenten (= redenen) waarom je dit vindt: kom met feiten, zoek op internet naar recente onderzoeken die jouw mening ondersteunen, zorg ervoor dat je argumenten kracht hebben.
  • Geef één voorbeeld uit je eigen omgeving om je mening te ondersteunen.

EXTRA VOOR 3F:
  • Noem minimaal twee argumenten die tegenstanders van jouw standpunt gebruiken en onderbouw waarom je het niet eens bent met deze argumenten.​
  • Geef een advies, verwachting of voorspelling voor de toekomst die te maken heeft met je stelling.​



Voorbeeld eigen omgeving: Als je je betoog houdt over de coronamaatregelen, zou je kunnen denken aan de situatie rondom je cliënten  eenzaamheid, geen bezoek mogen ontvangen, achteruitgaan van de gezondheid enzovoort. 







Slide 27 - Slide

3F: Slot
  • In het slot vat je je presentatie kort samen. Je komt nog even terug op wat je allemaal hebt besproken.

  • Trek een conclusie, stel een vervolgvraag of kom met een eventuele oplossing. 

Voorbeeld:
“Laten we vooral niet in paniek raken met z’n allen. Paniek en angst zijn de grootste boosdoeners voor de gezondheid. Stress zorgt voor buikklachten, hart- en bloeddrukklachten. Laten we proberen rustig te blijven en voornamelijk stil te staan bij de vooruitgang. En nog een oproep aan het kabinet: informeer, informeer, informeer! Want daar heeft Nederland behoefte aan.”









Slide 28 - Slide

Mondeling examen Gesprekken voeren 3F
Je bent al een tijdje bezig met je BPV, maar hoe gaat het eigenlijk? Je voert een voortgangs- of eindgesprek met je BPV-begeleider. Het doel van het gesprek is je BPV (tussentijds) te evalueren. De examenafnemer speelt je BPV-begeleider.

Slide 29 - Slide

Hoe ziet het examen eruit?
Het gesprek moet ongeveer 8 minuten duren. De volgende punten moeten tijdens het gesprek aan bod komen:


1. hoe je BPV tot nu toe gaat
2. je werkzaamheden
3. één situatie waarbij je aanvankelijk tegen de opdracht opzag, maar waarvan je uiteindelijk trots bent op het resultaat
4. één situatie waarbij iets mis is gegaan of waarbij een conflict is ontstaan
5. je doelstellingen en verwachtingen
6. je toekomstplannen

Slide 30 - Slide

Beoordeling
Precondities:
De voorwaarden waaraan je examen moet voldoen. Deze precondities zijn:

  • De opdrachten zijn in het Nederlands gesproken;
  • De opdrachten zijn voldoende verstaanbaar;
  • Je hebt minimaal 80% van de totale opdracht uitgewerkt; 
  • Je presentatie duurt 4-6 minuten (2F) of 6-8 minuten (3F).
  • Het examen gesprekken voeren duurt 6 minuten (2F) of 8 minuten (3F).

Wanneer je examen niet voldoet aan de precondities, gaat de beoordeling niet verder en is de eerste poging verspild.


Slide 31 - Slide

Planning komende weken

Slide 32 - Slide

Opdracht: Artikel schrijven
  • Je doet de opleiding Verpleegkunde BBL. 
  • Het is het einde van het eerste schooljaar.
  • Je hebt al stage gelopen en je bent heel enthousiast over je toekomstige beroep.
  • Je wilt schoolverlaters en mensen die van beroep willen veranderen, enthousiast maken voor jouw opleiding. 
  • Daarom schrijf je een artikel voor de website van jouw school.




Slide 33 - Slide

Inhoud van het artikel
In het artikel:
  • vertel je welke opleiding je doet
  • vertel je over de stage die je hebt gelopen
  • vertel je welke werkzaamheden je op de stage hebt gedaan, noem er minimaal 3
  • noem je wat je leuk vindt aan jouw opleiding of (toekomstige) beroep
  • noem je wat je moeilijk vindt aan jouw opleiding of (toekomstige) beroep
  • overtuig je mensen om ook deze opleiding te gaan doen. Noem minimaal 2 argumenten.

Slide 34 - Slide

Waar let je op?
  • Denk aan een goede indeling van je tekst (lay-out en leesbaarheid).
  • Check je tekst op zinsbouw, spelling en leestekens.
  • Geef je artikel een pakkende titel.
  • Denk aan tussenkopjes

Slide 35 - Slide

Schrijfplan
Tekstdeel
Inhoud
Inleiding
Kern
Kern
Kern
Slot

Slide 36 - Slide

Taalvoutje


Slide 37 - Slide