H3, lezen, 1q, 02-03-2020

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 


1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 


Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
13.25 - 13.35 - Lezen in leesboek
13.35 - 13.45 - Opdracht 46 bespreken (gedeeltelijk)
13.45 - 14.00 - Zelfstandig werken opdracht 47
14.00 - 14.15 - Brainstormen opdracht 'Regels van drie'



Slide 2 - Slide

Tien minuten lezen, in stilte. 

Slide 3 - Slide

Opdracht 46 (blz. 198)
Opdracht 46 bespreken.

Heb je het antwoord goed? Zet dan een krul
Heb je het antwoord fout? Verbeter het dan

We gaan alleen vraag 3 en 8 bespreken. 

De rest kijken jullie zelfstandig na. 

Slide 4 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat?  opdracht 46 (blz. 198) 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw, wordt
het te luid? Dan gaat het stoplicht op rood mag je niet meer overleggen. 
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Maak opdracht 47 (blz. 199)

Slide 5 - Slide

Opdracht 'Regels van drie'
Jullie zitten allemaal in een groepje en hebben een verwerkingsopdracht gekozen. 
Aan de hand hiervan gaan jullie een plan schrijven met hoe jullie dit gaan aanpakken.

1. Wat ga je doen?
2. Benodigdheden. Wat heb je daarvoor nodig? (of misschien heb je iets nodig voor mij)
3. Taakverdeling. Wie doet wat? 
4. Maak een planning over wie, wat, wanneer gaat doen.


Deze opdracht maakt deel uit van je beoordeling. 



Slide 6 - Slide

Hoofdzaken
De belangrijkste zaken in de tekst noem je hoofdzaken.

Minder belangrijke zaken zoals uitleg, toelichting en voorbeelden noem je bijzaken

Meestal staat in de kernzin ook de hoofdzaak


Slide 7 - Slide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst is dat wat de schrijver precies over het onderwerp wilde vertellen.

De hoofdgedachte = de samenvatting van het onderwerp + de hoofdzaken, geformuleerd in één zin. 

- Schrijf het onderwerp van de tekst op
- Wat vertelt de schrijver in deze tekst over het onderwerp?
- Vat de hoofdzaken over het onderwerp samen
- Formuleer de hoofdgedachte in één zin
- De hoofdgedachte is nooit een vraag. 


Slide 8 - Slide



  • Je maakt samen opdracht 44 blz. 195
  • Je leert de stof beter toepassen door van elkaar te leren
  • Geschikt voor: iedereen die wil leren en leesvaardigheid best moeilijk vind. 
  • Daarna opdracht 46 zelfstandig maken

KEUZE GROEN

KEUZE BLAUW
  • Je maakt zelfstandig de opdracht 44 op blz. 194
  • Geschikt voor: de leerlingen die zelfstandig kunnen werken en leesvaardigheid al goed beheersen. 
  • Voorwaarde: je bent stil tijdens de bespreking die ik met de rest v.d. klas doe
  • Klaar? Maak opdracht 46 op blz. 195

Slide 9 - Slide

Kernzinnen
Zoals jullie weten bestaat het middenstuk uit meerdere alinea's. Een goed opgebouwde alinea heeft altijd een kernzin.

Een kernzin is een zin waarin de belangrijkste mededeling van de alinea staat. Deze zin staat meestal vooraan in een alinea. Het is dan de eerste of de tweede zin. Soms staat de kernzin achteraan. De rest van de alinea bestaat dan uit voorbeelden of toelichting.


Slide 10 - Slide

Kernzinnen

Slide 11 - Slide

Even oefenen
Even oefenen:

Slide 12 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
9.20 - 9.30 - Lezen in leesboek
9.30 - 9.35 - Wat weet je nog? (de vorige les!)
9.35 - 9.45 - Huiswerk bespreken
9.45 - 9.55 - Uitleg kernzinnen
9.55  - 10.05 - Zelfstandig werken
10.05 - 10.10 - Lesafsluiting











Slide 13 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
9.20 - 9.30 - Lezen in leesboek
9.30 - 9.35 - Wat weet je nog? (de vorige les!)
9.35 - 9.45 - Huiswerk bespreken
9.45 - 9.55 - Uitleg kernzinnen
9.55  - 10.05 - Zelfstandig werken
10.05 - 10.10 - Lesafsluiting











Slide 14 - Slide

Lesafsluiting
  1. Op welke drie mogelijke plekken kan een kernzin in de alinea staan?
  2. Welk tekstdoel hoort bij een uiteenzettende tekst?
  3. Hoe noem je het begin van een tekst?


Voor donderdag: opdracht 44 en 45 af. (blz. 139 en blz. 141) 



Slide 15 - Slide