les klas 2MH voorbereiding toets

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Doel van deze les:

- Je kunt de regelmatige werkwoorden op -ir gebruiken.

- Je kunt een Frans werkwoord in de verleden tijd gebruiken

- je gaat de woordjes van  Unité  6 goed leren

Révision

Herhaling

Werkwoorden op -IR.

1. Knip de -ir van het werkwoord af:

choisir --> chois.

2. Voeg de uitgangen toe.

	Choisir (kiezen)
Je	chois is
Tu	chois is
Il/elle/on	chois it
Nous	chois issons
Vous	chois issez
Ils/elles	chois issent

Voltooide tijd

Passé composé

Het voltooid deelwoord van deze werkwoorden eindigt op -i.

J'ai choisi un pull bleu.

Ik heb een blauwe trui gekozen.

Werkwoorden op -IR

- Finir (eindigen)

- Choisir (kiezen)

- Réussir (slagen)

- Rougir (blozen)

- Punir (straffen)

- Obéir (gehoorzamen)

- Grossir (dikker worden)

- Grandir (groeien)

Nous ... toujours à nos profs!
Wij gehoorzamen altijd onze docenten!

1. obéissent
2. obéissons

Je ... mon livre ce soir.
Ik eindig mijn boek vanavond.

1. finis
2. finit

Le prof ... Gabriel.
De docent heeft Gabriel gestraft.

1. punis
2. a puni

Présent
Marc et lisa ... (choisir) une boisson.

1. choisissons
2. choisissent
3. choisissez
4. choisis

Passé composé
Elle ... (rougir) quand elle t'a vu.

1. a rougis
2. ont rougi
3. as rougi
4. a rougi

Hoe zat het ook al weer?
De imparfait vertelt over

1. heden
2. verleden
3. toekomende tijd

de stam van een werkwoord (in de imparfait) vind je door:

1. nous-vorm - ons
2. vous vorm - ent
3. vous vorm - er

Stap 1: Je neemt de nous-vorm van een werkwoord.

Bijvoorbeeld:

(donner)   donnons

(rester)       restons

(avoir)         avons

(faire)         faisons

(prendre)  prenons

(finir)          finissons

Stap 2: Je haalt -ons ervan af

Bijvoorbeeld:

(donner)     donnons

(rester)        restons

(avoir)         avons

(faire)          faisons

(prendre)  prenons

(finir)          finissons

Stap 3: achter de stam komen de volgende uitgangen:

(Zie volgende dia)

Sleep de uitgangen naar het juiste persoonlijk voornaamwoord. 

je / tu

il / elle / on

nous

vous

ils / elles

-ais

-ait

-ions

-iez

-aient

"

Dus:

(donner)             je donnais              = ik gaf

(rester)                tu restais                = jij bleef

(avoir)                  il avait                       = hij had

(faire)                   nous faisions       = wij maakten/deden

(prendre)            vous preniez         = jullie namen/pakten

(finir)                    ils finissaient        = zij eindigden

ik speelde

1. Je joue
2. je jouais
3. j'ai joué

Hij groeide (grandir)

1. Il grandait
2. il grandissais
3. il grandissait
4. il grandissons

ik luisterde naar de muziek
... la musique

1. j'écoute
2. j'écoutait
3. j' écoutions
4. j'écoutais

Van welk werkwoord komen de vormen van de imparfait waar Stromae over zingt?

Uitzondering: être

Stap 1: Nous vorm = sommes

Stap 2: - ons eraf

Euh....Dat gaat niet :(

DUS: être heeft een andere basis voor de imparfait!

De stam van être = ét

Dus:

j'étais               = ik was

tu étais            = jij was

il était               = hij was

nous étions   = wij waren

vous étiez      = jullie waren/u was

ils étaient       = zij waren

welke combinatie staat niet in de imparfait?

1. vous aviez
2. tu avais
3. il trouvait
4. nous avons

Hoe leer jij je woordjes vooral voor de toets?

niet

ik lees het boek 2x door

ik laat me overhoren

ik gebruik wrts

ik maak leerkaartjes

ik schrijf de woordjes op

ik begin op tijd, en doe een week van tevoren elke dag 5 minuten de woordjes

ik bedenkt ezelsbruggetjes

Bonne chance!!