Bedrijfseconomie par. 5.2

Alle bezittingen en schulden van een bedrijf kun je weergeven in een ......
1 / 25
next
Slide 1: Open question
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Alle bezittingen en schulden van een bedrijf kun je weergeven in een ......

Slide 1 - Open question

Aan welke kant staan de bezittingen?

Er zijn meerde antwoorden mogelijk.
A
Passivazijde
B
Debetzijde
C
Activazijde
D
Creditzijde

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

De totalen van de balans zijn altijd in...

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Wat is een debiteur ?
A
Een schuldeiser
B
Iemand waar we nog geld van krijgen
C
Iemand aan wie we nog geld moeten betalen
D
Iemand die een lening heeft verstrekt

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Crediteuren zijn....
A
Leveranciers aan wie je nog moet betalen
B
Klanten van wie je nog geld krijgt
C
Leveranciers die je altijd contant betaalt
D
klanten die jou altijd contant betalen

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Crediteuren behoren op de balans tot..
A
Eigen vermogen
B
Vreemd vermogen lang
C
Bezittingen
D
Vreemd vermogen kort

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide


Debetzijde balans


Creditzijde balans

Pand
Debiteuren
Bezittingen
Schulden
Inventaris
Crediteuren
Kasgeld
Eigen vermogen
Hypotheek lening

Slide 13 - Drag question

De voorraad van de goederen staan vermeld tegen de .... prijs?
A
Verkoop
B
Inkoop

Slide 14 - Quiz

Eigen vermogen
Het eigen vermogen van de onderneming betreft het geld van de ondernemer dat hij of zij in de onderneming heeft gestopt.
Zodra een bedrijf winst maakt, zul je op de balans zien dat het eigen vermogen stijgt. 

Slide 15 - Slide

Hoe bereken je het eigen vermogen (EV)?
A
Kosten - opbrengsten = EV
B
Kas+bank-liquide middelen=EV
C
Bezit - vreemd vermogen = EV
D
Debetzijde - creditzijde = EV

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Een bedrijf koopt kleding in op rekening voor €200.
welke rekeningen veranderen er?
A
Eigen vermogen
B
Kas
C
Crediteuren
D
Voorraad

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Nina start een winkel. Zij heeft € 20.000 gespaard en leent nog € 14.000 van de bank.

Het geld gebruikt zij voor de aanschaf van inventaris € 23.500 / iMac € 1.100 / Voorraad € 5.600 /Kassa € 2.600 en zij houdt € 1.200 kasgeld aan.

Hoe groot is het Eigen Vermogen van Nina?
A
€ 34.000
B
€ 20.000
C
€ 21.200
D
€ 6.000

Slide 22 - Quiz

Het bedrag dat je als aandeelhouder krijgt als er winst is gemaakt in een onderneming en die wordt uitgekeerd.
Welk begrip hoort bij deze omschrijving?
A
Aandelenvermogen
B
Eigen vermogen
C
Aandeel
D
Dividend

Slide 23 - Quiz


Bij welke rechtsvorm past deze balans?
A
BV
B
NV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 24 - Quiz

Hoe vonden we deze werkvorm?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll