Herhaling toetsweek

Welk van onderstaande stof is een geleider?
A
rubber
B
hout
C
lood
D
wol
1 / 45
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welk van onderstaande stof is een geleider?
A
rubber
B
hout
C
lood
D
wol

Slide 1 - Quiz

Welk van onderstaande stof is een isolator?
A
zilver
B
papier
C
goud
D
koolstof

Slide 2 - Quiz

Vul het ontbrekende woord in:
Met een ........... kun me een stroomkring op een nette manier onderbreken!
A
lampje
B
batterij
C
snoer
D
schakelaar

Slide 3 - Quiz

Vul het ontbrekende woord in:
Een ......... is een bron die elektrische energie levert!!!
A
voltmeter
B
spanningsbron
C
amperemeter

Slide 4 - Quiz

Welk van onderstaande stof is een geleider?
A
rubber
B
hout
C
lood
D
wol

Slide 5 - Quiz

Vul het ontbrekende woord in:
Met een ........... kun me een stroomkring op een nette manier onderbreken!
A
lampje
B
batterij
C
snoer
D
schakelaar

Slide 6 - Quiz

Vul het intbrekende woord in:
In een batterij wordt ......... energie omgezet in elektrische energie!
A
chemische
B
bewegings
C
elektroden
D
elektrolyt

Slide 7 - Quiz

Vul het ontbrekende woord in:
In een dynamo wordt .......... energie omgezet in elektrische energie!
A
chemische
B
bewegings
C
elektrische

Slide 8 - Quiz

Spanning wordt gemeten met een ............
A
amperemeter
B
voltmeter
C
stroommeter

Slide 9 - Quiz

De spanning van het lichtnet is .......
A
U= 12 V
B
U= 230 V
C
U= 9 V
D
U = 1,5 V

Slide 10 - Quiz

Om schakelingen te verduidelijken worden er overzichtelijke tekeningen gemaakt. Hoe noem je zo'n overzichtelijke tekening?
A
serieschema
B
parallelschema
C
schakelschema

Slide 11 - Quiz

Een serieschakeling is een .....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen

Slide 12 - Quiz

Het symbool voor spanning is ......
A
I
B
U
C
P
D
t

Slide 13 - Quiz

Een parallelschakeling is een ....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen

Slide 14 - Quiz

Het symbool voor stroomsterkte is .....
A
P
B
U
C
I
D
t

Slide 15 - Quiz

De eenheid van stroomsterkte is ......
A
h
B
V
C
A
D
W

Slide 16 - Quiz

De eenheid van spanning is .....
A
h
B
W
C
A
D
V

Slide 17 - Quiz

Spanning wordt gemeten met een ............
A
amperemeter
B
voltmeter
C
stroommeter

Slide 18 - Quiz

Het symbool voor spanning is ......
A
I
B
U
C
P
D
t

Slide 19 - Quiz

In een serieschakeling is de stroom
A
overal even groot
B
na ieder lampje verandert de stroom
C
net zo groot als de spanning
D
kleiner dan de spanning

Slide 20 - Quiz

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 21 - Quiz

Wat is de eenheid van spanning?
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 22 - Quiz

Een geleider heeft...?
A
Geen weerstand
B
Hoge weerstand
C
Lage weerstand
D
50 Ohm aan weerstand

Slide 23 - Quiz

Wat is de functie van de kleurcode op een weerstand?
A
Geeft de weerstand soort aan
B
Geeft de weerstand waarde in Volt aan
C
Geeft de weerstand waarde in Ohm aan
D
Geeft de temperatuur waarde van de weerstand aan

Slide 24 - Quiz

De formule voor weerstand is:
A
R = U / I
B
Weerstand = R + R
C
R = U x I
D
Weerstand is geen formule voor

Slide 25 - Quiz

Wat is het symbool (de afkorting) van weerstand?
A
R
B
U
C
I
D
A

Slide 26 - Quiz

R is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 27 - Quiz

Hoe bereken je de weerstand?
A
Volt : Ampère
B
Ampère : Volt
C
Ampère x Volt
D
Volt + Ampère

Slide 28 - Quiz

Waar hangt de weerstand vanaf

A
I en P
B
U en P
C
I en u

Slide 29 - Quiz

Een schema met een relais bestaat uit .... stroomking(en)
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quiz

Wat is een voordeel van een relais
A
Detecteren of een schakeling geopend of gesloten is.
B
De stroomrichting één kant op laten gaan.
C
Een grote stroomkring activeren met een kleine stroom.
D
De spanning verlagen tot een veilig niveau.

Slide 31 - Quiz

In een schakeling is een relais opgenomen als schakelaar.
Door welk onderdeel wordt het relais bediend?

A
door het anker
B
door het breekcontact
C
door de elektromagneet
D
door de spoel

Slide 32 - Quiz

Wat is een relais?
A
Een elektrische schakelaar
B
Een magnetische schakelaar
C
Een lichtschakelaar
D
Een drukschakelaar

Slide 33 - Quiz

Wat is het verschil tussen een relais en een transistor?
A
Een relais heeft 2 stroomkringen nodig en een transistor maar 1.
B
Een relais heeft 1 stroomkringen nodig en een transistor maar 3.
C
Een relais heeft 2 stroomkringen nodig en een transistor maar 2.
D
Een relais heeft 1stroomkringen nodig en een transistor 0.

Slide 34 - Quiz

Een transistor is een elektrische schakelaar. Welke 3 aansluitpunten heeft de transistor?
A
Aansluitingspunt, maakpunt en breekpunt
B
Collectant, base en uitschakeling
C
Basis, emitter, collector
D
Invoegpunt, Bewerkingspunt en uitwerkpunt

Slide 35 - Quiz

Welke schakelaar, transistor of relais is geschikt voor een inbraakalarm met zoemer?
A
Alleen tranistor.
B
Alleen relais
C
Beide zijn geschikt
D
Geen van beide

Slide 36 - Quiz

Welke kleurcode hoort bij een weerstand van 226 ohm met een nauwkeurigheid van 10%?
A
rood-rood-blauw-zilver
B
rood-bruin-groen-zwart-zilver
C
rood-bruin-groen-zilver
D
rood-rood-blauw-zwart-zilver

Slide 37 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Welke weerstand heeft de kleinste foutmarge?

Weerstand A heeft kleurcodering: rood, groen, blauw, goud

Weerstand B heeft de kleurcodering: violet, zwart, geel, groen, rood

A
Weerstand A
B
Weerstand B

Slide 38 - Quiz

Een NTC en een LDR zijn veranderlijke weerstandjes.
Hoe verandert de weerstand van een LDR als er meer licht op de LDR valt?
De weerstand wordt dan ................
A
hoger
B
lager
C
blijft gelijk
D
wordt nul

Slide 39 - Quiz

Als er warmte komt op een LDR wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 40 - Quiz

In een schakeling voor een automatische straatlantaarn is een LDR opgenomen als schakelaar.
Welk onderdeel is de LDR?
A
sensor
B
verwerker
C
actuator

Slide 41 - Quiz

Wat moet er altijd voor een NTC geplaatst worden, als je deze wil gebruiken voor het meten van temperatuur?
A
Lamp
B
Batterij
C
Weerstand

Slide 42 - Quiz

bij een NTC..
A
stijgt de weerstand, als de temperatuur daalt
B
stijgt de weerstand, als de temperatuur stijgt
C
daalt de weerstand, als de temperatuur stijgt
D
daalt de weerstand, als de temperatuur daalt

Slide 43 - Quiz

In een schakeling voor een automatische straatlantaarn is een LDR opgenomen als schakelaar.
Welk onderdeel is de LDR?
A
sensor
B
verwerker
C
actuator

Slide 44 - Quiz

In een schakeling voor een automatische straatlantaarn is een LDR opgenomen als schakelaar.
Welk onderdeel is de LDR?
A
sensor
B
verwerker
C
actuator

Slide 45 - Quiz