v4 hst 2 samengevat

Waar staan de genoemde organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot.
A
organisme - cel - organel -weefsel
B
orgaan - weefsel - cel - organel
C
organel - cel - weefsel - orgaan
D
organel - orgaan - organisme - weefsel
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
biologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Waar staan de genoemde organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot.
A
organisme - cel - organel -weefsel
B
orgaan - weefsel - cel - organel
C
organel - cel - weefsel - orgaan
D
organel - orgaan - organisme - weefsel

Slide 1 - Quiz

Wat hoort bij welke functie? 
Sleep de organellen naar de juiste functie.
transporteren
energie leveren
RNA maken
aminozuren koppelen
celkern
ribosomen
endoplasmatisch reticulum
mitochondriën
golgi-systeem

Slide 2 - Drag question

Wat is het verschil tussen een prokaryoot en een eukaryoot?
Een prokaryoot heeft
A
geen DNA maar wel celorganellen
B
geen celkern maar wel celorganellen
C
geen DNA en geen celorganellen
D
geen celkern en geen celorganellen

Slide 3 - Quiz

Welke organellen vind je niet in een dierlijke cel?
A
celwand en lysosoom
B
celmembraan en celwand
C
plastide en celwand
D
chloroplast en lysosoom

Slide 4 - Quiz

Schimmels en dieren zijn altijd heterotroof.
A
welles
B
nietes

Slide 5 - Quiz

Planten en bacteriën kunnen auto- of heterotroof zijn.
A
welles
B
nietes

Slide 6 - Quiz

Als een plantencel er zo uitziet,
dan ligt die in een hypotone oplossing.
A
welles
B
nietes

Slide 7 - Quiz

Een dierlijke cel zou in deze situatie
..1.. omdat er geen ..2.. is
A
1= zwellen 2 = celwand
B
1= knappen 2 = celwand
C
1= zwellen 2 = vacuole
D
1= knappen 2 = vacuole

Slide 8 - Quiz

Bij welk membraantransportmechanisme hoort het volgende transport:

antiport
A
glucose samen met Na+ naar binnen
B
K+ naar buiten
C
K+ eruit en Na+ erin
D
CO2 de cel uit

Slide 9 - Quiz

Bij welk membraantransportmechanisme hoort het volgende transport:

diffusie
A
glucose samen met Na+ naar binnen
B
K+ naar buiten
C
K+ eruit en Na+ erin
D
CO2 de cel uit

Slide 10 - Quiz

Bij welk membraantransportmechanisme hoort het volgende transport:

symport
A
glucose samen met Na+ naar binnen
B
K+ naar buiten
C
K+ eruit en Na+ erin
D
CO2 de cel uit

Slide 11 - Quiz

Heeft een huidcel hetzelfde DNA als een spiercel?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Waaruit bestaat een nucleotide?
A
Uit DNA
B
Uit een stikstofbase en een desoxyribosemolecuul
C
Uit een stikstofbase, een desoxyribosemolecuul en een aminozuur
D
Uit een stikstofbase, een desoxyribosemolecuul en een fosfaatgroep

Slide 13 - Quiz

wat is de complementaire DNA-streng van:

5' A T A G C G G C T A 3'
A
3' A T C G G C G A T A 5'
B
3' T A T C G C C G A T 5'
C
3' A U A C G C C G U A 5'
D
3' U A U C G C C G A U 5'

Slide 14 - Quiz

wat is de RNA-code die past bij
deze DNA-matrijsstreng:

3' A T A G C G G C T A 5'
A
5' A T C G G C G A T A 3'
B
5' T A T C G C C G A T 3'
C
5' A U A C G C C G U A 3'
D
5' U A U C G C C G A U 3'

Slide 15 - Quiz

wat is de RNA-code die past bij
deze coderende DNA-streng:

5' A T A G C G G C T A 3'
A
5' A U C G G C G A U A 3'
B
5' T A T C G C C G A T 3'
C
5' A U A G C G G C U A 3'
D
5' U A U C G C C G A U 3'

Slide 16 - Quiz

Voor welk aminozuur codeert
het codon U U A?
A
F = Phe = fenylalanine
B
L = Leu = Leucine
C
Y = Tyr = Tyrosine
D
S = Ser = Serine

Slide 17 - Quiz

Voor welk aminozuur codeert
het codon A G U?
A
F = Phe = fenylalanine
B
L = Leu = Leucine
C
Y = Tyr = Tyrosine
D
S = Ser = Serine

Slide 18 - Quiz

Voor welk aminozuur codeert
het codon U C A?
A
F = Phe = fenylalanine
B
L = Leu = Leucine
C
Y = Tyr = Tyrosine
D
S = Ser = Serine

Slide 19 - Quiz

Welke fase van de mitose zie je?
A
profase
B
metafase
C
anafase
D
interfase

Slide 20 - Quiz

Welke fase van de mitose zie je?
A
profase
B
metafase
C
anafase
D
interfase

Slide 21 - Quiz

Welke fase van de mitose zie je?
A
profase
B
metafase
C
anafase
D
interfase

Slide 22 - Quiz

Meiose of mitose?
A
meiose
B
mitose
C
beide kan

Slide 23 - Quiz

Meiose of mitose?
A
meiose
B
mitose
C
beide kan

Slide 24 - Quiz

Meiose of mitose?
A
meiose
B
mitose
C
beide kan

Slide 25 - Quiz

Meiose of mitose?
A
meiose
B
mitose
C
beide kan

Slide 26 - Quiz