Hoofdstuk 4 spelling

Hoofdstuk 4 spelling
Pak je boek erbij en je iPad!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4 spelling
Pak je boek erbij en je iPad!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we in deze les doen?
  • Herhalen voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • Tussenletters samenstellingen
  • Opdrachten maken 

Slide 2 - Slide

Wat is een voltooid deelwoord?

Slide 3 - Mind map

Je schrijft voltooid deelwoorden die gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Even oefenen....
  • Pak een blaadje of notities op je iPad en schrijf van deze woorden het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op:
  1. Smelten                          4. Kopen                        
  2. Vangen                            5. Zoeken
  3. Vinden                             6. Dragen

Slide 5 - Slide

Wat is een tegenwoordig deelwoord?

Slide 6 - Mind map

Bij het tegenwoordig deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord gelden dezelfde regels als bij het voltooid deelwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Even oefenen....
  • Pak een blaadje of notities op je iPad en schrijf van deze woorden het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op:
  1. Lachen                          4. Fietsen
  2. Ontwijken                     5. Helpen
  3. Huilen                            6. Pesten

Slide 8 - Slide

Aan de slag!
  • Jullie gaan opdracht 6 maken van paragraaf 4.8 spelling op bladzijde 62 van je boek.
  • Je mag samenwerken.
  • Ben je klaar? maak alvast opdracht 8 op bladzijde 63 van je boek.
  • We werken 5 minuten.

Slide 9 - Slide

Geef een voorbeeld
van een samenstelling

Slide 10 - Mind map

Tussenletters in samenstellingen


Soms moet je tussen twee woorden een tussenletter -s of -n zetten bij een samenstelling.


Slide 11 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
  1. Tussenletter -s:
Je schrijft een -s als je die hoort, bijvoorbeeld: jongensbroek of stadsschouwburg.

Begint het tweede woord met een -s (schouwburg), dan kun je dit vervangen door een woord dat niet begint met een -s. Dan hoor je of er nog een tussenletter -s moet worden toegevoegd.

Slide 12 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
    2. Tussenletter -n:
Je schrijft een tussen -n als het eerste woord in de samenstelling alleen een meervoud heeft op -n. Zoals bejaardenflat, eikenboom


Slide 13 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
Je schrijft geen tussen -n wanneer het eerste woord van een samenstelling:
  1. Geen zelfstandig naamwoord is.
  2. Geen meervoud heeft.
  3. Alleen een meervoud op -s heeft.
  4. Een meervoud op -s en -n heeft.
  5. Uniek is of aangeeft hoe goed, leuk, groot enzovoorts iets is.

Slide 14 - Slide

Aan de slag!
  • Jullie gaan opdracht 8, 9 en 10 maken van paragraaf 4.8 spelling vanaf bladzijde 63 van je boek.
  • Je mag samenwerken.
  • Als je klaar bent steek je je vinger omhoog en dan kom ik kijken. Daarna mag je iets voor jezelf doen.

Slide 15 - Slide