This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Deze les gaat over katrollen.
Slide 1 - Slide
Uit hoeveel losse katrollen bestaat deze takel
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 2 - Quiz
Vaste katrol
Een vaste katrol draait de richting van de kracht om. Je herkent een vaste katrol aan het feit dat hij VAST zit.
Kracht en lengte touw blijven gelijk
Slide 3 - Slide
Losse katrol
Een losse katrol maakt ons sterker. Halveert de kracht
De last wordt verdeeld over het aantal touwen waaraan de katrol hangt.
Kijk goed naar de last van 100 N. Hoeveel touwen hangt de last?
Slide 4 - Slide
Katrollen en Takels
Slide 5 - Slide
Katrollen en Takels
De massa van de last
is 120 kg.
De lastkracht is 1200 N.
De werkkracht = lastkracht : N
N= aantal katrollen of het aantal touwen.
Slide 6 - Slide
Katrollen en Takels
De werkkracht meent af met het aantal katrollen/touwen.
De hijslengte van het touw neemt juist toe.
Hijslengte = optilhoogte last x N (aantal katrollen/touwen)
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Een combinatie van vaste en één of meerdere losse katrollen noem je een ...
A
Takel
B
Hefboom
Slide 9 - Quiz
De kracht bij gebruik van een losse katrol neemt
A
Toe
B
Af
C
Blijft gelijk
Slide 10 - Quiz
Hoeveel katrollen heb je nodig als je 200N aan kracht levert en je wilt 1200N ophijsen?
A
1
B
4
C
6
D
8
Slide 11 - Quiz
De hijsafstand (lengte van het touw) bij gebruik van een losse katrol neemt
A
Toe
B
Af
C
Blijft gelijk
Slide 12 - Quiz
Hiernaast zie je een takel.
Sleep de juiste namen naar de katrollen.
losse katrol
vaste katrol
Slide 13 - Drag question
Vul de juiste woorden in:
Tijdens het ophijsen van een voorwerp verricht je ............................
Een losse katrol ............................ de benodigde kracht maar ............................ de trekafstand.
De richting wordt hier ............................ veranderd.
Een vaste katrol ............................ de benodigde kracht en ............................ de trekafstand. De richting wordt hier ............................ veranderd.
arbeid
halveert
verdubbelt
wel
niet
behoudt
behoudt
Slide 14 - Drag question
Katrollen en takels? Hoe wordt de werkkracht kleiner en de hijsafstand langer?
Slide 15 - Open question
Hier zie je een vaste katrol. Wat doet deze vaste katrol?
A
Behoudt de werkkracht, en verandert de richting
B
Halveert de werkkracht.
en verandert de richting
Slide 16 - Quiz
Bij welke afbeelding(en) gebruikt moet de schipper de zeil omhoog te trekken
A
a heeft de langste hijsafstand
B
b heeft de kortste hijafstand
C
b en c hebben gelijke hijsafstand
D
c heeft de langste hij hijsafstand
Slide 17 - Quiz
Je ziet drie takels wat is waar?
A
afbeelding c heeft drie vaste katrollen
B
afbeelding b heeft 3 touwen
Slide 18 - Quiz
Je ziet drie takels. Stel de lastkracht van het gewicht is 1800 N Wat is NIET waar?
A
De werkkracht van takel a is 600 N
B
De werkkracht van takel c 200 N
C
De werkkracht van takel b is 400 N
Slide 19 - Quiz
Je ziet drie takels. Stel het gewicht heeft een massa van 180 kg dan is de lastkracht 1800 N Wat is NIET waar over de werkkracht (pijl)?
A
De werkkracht van takel a is 600 N
B
De werkkracht van takel c 200 N
C
De werkkracht van takel b is 400 N
Slide 20 - Quiz
Je ziet drie takels. Hoe zit het met het aantal katrollen en de hijsafstand?
A
takel a 3 x, b, 4 x en c 6 x langere hijsafstand
B
takel a 3 x, b, 4x en c 6 x kortere hijsafstand
C
takel a, b, en c hebben een even lange hijsafstand
Slide 21 - Quiz
Je ziet maar de helft van een takel met 6 katrollen er lopen 12 kabels omhoog. Stel de lastkracht is 1200kN. Wat is de werkkracht?
A
100 kN
B
200 kN
Slide 22 - Quiz
Er lopen 12 kabels omhoog. Stel de last wordt 2 meter omhoog getild. Hoeveel meter kabel moet de lier inhalen