VH / nxt WOORDSOORTEN: ZN, LW, BN,vd (eindtoets VH)

Grammatica: Woordsoorten
Je leert wat zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden en werkwoorden  zijn.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica: Woordsoorten
Je leert wat zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden en werkwoorden  zijn.

Slide 1 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
mensen                               eigennamen (Jan, Marieke, Albert Heijn)
dieren                                   namen van landen, steden, rivieren, 
planten
dingen
emoties                                de vreugde, de blijdschap, het verdriet, 





Slide 2 - Slide

Kijk om je heen en bedenk wat ZN zijn
schrijf het lidwoord erbij

Slide 3 - Mind map

lidwoorden
Het lidwoord 'een' kan voor ieder zelfstandig naamwoord:

een meisje, maar niet 'de meisje'
een tafel, maar niet 'het tafel'
een= onbepaald lidwoord

Slide 4 - Slide

lidwoorden (de, het, een)
Het en de= bepaald lidwoord
Er is geen regel voor, wanneer iets een het of de moet zijn.



Slide 5 - Slide

Benoem de ZN:
In de zomer hadden we veel plezier van het tweedehands motorbootje.

Slide 6 - Open question

Wat is een ZN?
Met een ZN kun je van alles doen:
-lidwoord voor zetten ( de vakantie)
- verkleinwoord van maken ( vakantietje)
-meervoud van maken (vakanties)

Slide 7 - Slide

Wat is een BN?
Stoffelijke BN:
wol, katoen, ijzer, goud, metaal
Een gouden ring, metalen hek, katoenen bloes
de rode jurken, blauwe schoenen, korte broek

Slide 8 - Slide

Benoem de BN:

Het populairste kledingstuk is al jaren de gebleekte spijkerbroek
A
kledingstuk, spijkerbroek
B
populairste, gebleekte
C
jaren
D
is

Slide 9 - Quiz

Benoem de BN:
Zelfgemaakte tasjes zijn goedkoper en bovendien heel origineel.
A
zelfgemaakte, origineel
B
zelfgemaakte, goedkoper, origineel
C
tasjes, origineel
D
zelfgemaakte tasjes

Slide 10 - Quiz

werkwoorden zijn 'doe-woorden
werkwoorden kom je in allerlei vormen tegen:
enkelvoud
meervoud
tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooid deelwoord

Slide 11 - Slide

Werkwoorden bedenken
alles wat je doet in de keuken

Slide 12 - Open question

Wat is het ZWW in de zin:

Mijn oma kan heel goed appeltaart bakken.
A
kan
B
bakken
C
appeltaart
D
oma

Slide 13 - Quiz

Benoem de HWW in de zin:

Ik heb altijd graag fotomodel willen worden.
A
worden
B
heb worden
C
heb willen
D
heb willen worden

Slide 14 - Quiz

Welk werkwoord is ZWW?
Vandaag heb ik een schitterende wandeling gemaakt.
A
wandeling
B
heb
C
gemaakt
D
heb gemaakt

Slide 15 - Quiz

voltooid deelwoorden 
Hoe maak je van een werkwoord een voltooid deelwoord?

Maak in je hoofd een zinnetje met:
(bedenken) Ik heb/ben.......

Slide 16 - Slide

Maak van de werkwoorden een voltooid deelwoord
slapen, zwemmen, delen, rekenen

Slide 17 - Open question

Welk voltooid deelwoord hoort bij het hele werkwoord?
afgewassen
braden
gesneden
gekookt
braden
koken
snijden
afwassen

Slide 18 - Drag question

Slide 19 - Slide