This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vorige week:
Leerdoel lezen:
- Samenvatting maken NB (9 ingeleverd..)
- Zakelijke mail en brief
Slide 1 - Slide
Mijn inzet voor het huiswerk van afgelopen week was ..
A
Goed
B
Matig
C
Onvoldoende
D
Uitstekend
Slide 2 - Quiz
Woordsoorten
Slide 3 - Mind map
OVER:
VRV
BN
ZN
HWW
AWV
ZN
ZWW
BN
LW
VZ
Slide 4 - Drag question
Doel van deze week:
Schrijven en taalverzorging: Je leert de volgende woordsoorten (lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijke bepaling, voorzetsel, werkwoord, aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord) en je kunt deze in een zin benoemen.
Slide 5 - Slide
WOORDSOORTEN
Benoemen per woord
Indelen in categorieën
Deze moet je kennen: lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijke bepaling, voorzetsel, werkwoord (ZWW en HWW!), aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord
Slide 6 - Slide
Deze woordsoorten vind ik moeilijk ..
Slide 7 - Mind map
OTT, VTT, OVT, VVT
O of V? -> Onvoltooid (O), er staat geen voltooid deelwoord in de zin. Voltooid (V), er staat wél een voltooid deelwoord in de zin.
TT of VT? -> Tegenwoordige tijd (TT), de PERSOONSVORM staat in de tegenwoordige tijd. Verleden tijd (VT), de persoonsvorm staat in de verleden tijd.