This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Jueves 07 de Octubre de 2021
Hoy es Lunes 25 de Octubre de 2021
Slide 1 - Slide
Leerdoelen:
Aan het einde van deze les kan je:
Capítulo 2 tema:
LUGARES
Conocer vocabulario sobre el tema.
Hablar sobre lugares o fechas pasadas.
Usar el indefinido para relatar hechos.
Slide 2 - Slide
Capítulo 2: Lugares
Gramática:
Libro pág.26 ej:1,2,3.
Libro de trabajo (LT): pág. 16
Ej. 1 y 2 de cada uno.
LT Gramática: 3, 4 y 5
MENÚ DE HOY
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Maak je eigen werkwoordenlijst in excel. Het bestand zit in Google Classroom
Slide 14 - Slide
wordwall.net
Slide 15 - Link
¿Wat heb je geleerd vandaag? ¿Vond je het leuk?
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Werk stap per stap en zet de info in de volgende Padlet.
Slide 20 - Slide
Machu Picchu. Cultura Inca. Cuzco - Perú
Chichen itzá. Cultura Maya. México
Estatuas Moai. Chile.
Los glaciares Argentina
Slide 21 - Drag question
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Verbind met elkaar
ESTAR
SER
Je gebruik ... om de naam, beroep, nationaliteit en herkomst aan te geven; om te zeggen welke dag en tijd het is; evenementen; kleuren; blijvende kenmerken, eigenschappen.
Je gebruikt ... om een tijdelijke toestand te beschrijven; om te zeggen waar iets of iemand zich bevindt; om eten te beoordelen.
Slide 25 - Drag question
Verbind met elkaar
DONDE
QUE
Het meest gebruikte betrekkelijk voornaamwoord is..., en je kunt het gebruiken voor zowel personen als zaken.
Voor plaatsen gebruik je altijd...
Slide 26 - Drag question
Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord. Un vegetariano es una persona ... no come carne.
A
qué
B
donde
C
dónde
D
que
Slide 27 - Quiz
Una farmacia es un lugar ... podemos comprar medicinas.