Thema 3, week 3 Les 12 - een samenstelling

Schrijf een samenstelling op!
Zoals rugzak.
1 / 16
next
Slide 1: Open question
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Schrijf een samenstelling op!
Zoals rugzak.

Slide 1 - Open question

lesdoel
Ik kan een samenstelling herkennen. En ik weet welke woorden in een samenstelling zijn verstopt.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Sleep de woorden naar elkaar om een samenstelling te maken
bal
riem
kunst
hal
hand
broek
schilder
sport

Slide 4 - Drag question

Welk woord zit in de samenstelling verstopt?
rolstoel
A
rollen
B
rouleren
C
stoeien
D
koprollen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent de samenstelling?
In die samenleving zijn mensen aardig voor elkaar.
A
Een grote groep mensen die afspraken maken met andere groepen.
B
Een grote groep mensen die weinig met elkaar te maken hebben.
C
Een grote groep mensen die met elkaar leven en met elkaar omgaan.

Slide 6 - Quiz

Met welk woord kun je drie goede samenstellingen maken?
_____dutje
maandag_____
_____pauze
A
fluit
B
middag
C
letter
D
glas

Slide 7 - Quiz

Bedenk een samenstelling met het woord
lees

Slide 8 - Open question

Welk woord zit in de samenstelling verstopt?
zwembad
A
zwemmen
B
water
C
vlinderslag
D
waterbed

Slide 9 - Quiz

Welk woord zit in de samenstelling verstopt?
fluitketel
A
kietelen
B
kegel
C
fluiten
D
fluisteren

Slide 10 - Quiz


Welk samenstelling past bij dit plaatje?
A
broodmes
B
schoenenhak
C
handvat
D
metaalsplinter

Slide 11 - Quiz


Welk samenstelling past bij dit plaatje?
A
kinderschommel
B
grasmat
C
speeltuin
D
traptrede

Slide 12 - Quiz


Welk samenstelling past bij dit plaatje?
A
spaarpot
B
hoofdhaar
C
nijlpaard
D
ogenblik

Slide 13 - Quiz

Met welk woord kun je drie goede samenstellingen maken?
sport_____
hand_____
_____veter
A
dak
B
doek
C
lamp
D
schoen

Slide 14 - Quiz

Bedenk een samenstelling met het woord
zwem

Slide 15 - Open question

aan het werk
TAAL
Thema 3, week 3 - Les 12



Eerst opgave 3
Daarna opgave 2
Klaar: plussen

Slide 16 - Slide