wk 02: les 3 - Read2Me!

Vrijdag 13 januari - 1AT1
  • 10 minuten stillezen
  • Read2Me!
  • Aan de slag!


timer
10:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vrijdag 13 januari - 1AT1
  • 10 minuten stillezen
  • Read2Me!
  • Aan de slag!


timer
10:00

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je geleerd...
...om zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden te herkennen en benoemen.

Slide 2 - Slide

Deze les ga je...
...je tekst voor Read2Me! voorlezen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Aan de slag!
  • Zelf nakijken: huiswerkopdrachten (antwoordblad op Classroom)
  • Ga naar LessonUp
  • Maak de vragen op de volgende slides

Slide 5 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 6 - Open question

De persoonsvorm vind je door
A
De zin vragend maken
B
de tijdproef of de getalproef toe te passen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
De PV is het woord dat vooraan staat

Slide 7 - Quiz

Wat is de PV in de volgende zin:
Mijn opa leest de krant.

A
opa
B
mijn
C
leest
D
de krant

Slide 8 - Quiz

wat is de PV in de volgende zin:

Vandaag beginnen we met wiskunde.

A
beginnen
B
wiskunde
C
met
D
we

Slide 9 - Quiz

Wat is de PV in de volgende zin:

We gaan de zinnen nu controleren
A
we
B
controleren
C
de zinnen
D
gaan

Slide 10 - Quiz

Waarom was gaan de PV?

Slide 11 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 12 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Gisteren heeft mijn moeder mij geholpen met mijn huiswerk.
A
heeft
B
gisteren
C
mijn moeder
D
heeft geholpen

Slide 13 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Heb jij nog een slaapplaats kunnen regelen?
A
heb
B
een slaapplaats
C
heb kunnen
D
heb kunnen regelen

Slide 14 - Quiz

persoonsvorm:
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat betekent zinsontleding?
A
Je knipt de zin in stukjes. Deze stukjes heten zinsdelen.
B
Alle soorten woorden die er bestaan.
C
Je gaat kijken uit hoeveel letters de zin bestaat.

Slide 16 - Quiz

Wat is de eerste stap bij zinsontleding?
A
verdelen in zinsdelen
B
persoonsvorm zoeken
C
onderwerp zoeken
D
gezegde zoeken

Slide 17 - Quiz

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 18 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Mara
moet
hard
lachen

Slide 19 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 20 - Drag question