Grammatica- week 4 - les 1 lijdend vw

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Op tafel: IPad + leesboek 
  • stillezen (10 min.)
  • Lessonup:herhalen: pv + wwg + ond ( 5 min.)
  • Lessonup: uitleg: het lijdend voorwerp (10 min.)
  • kopieerblad: zelfstandig werken (10 min.)
  • exit ticket ( 5 min.)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Grammatica- les 1.7

Slide 5 - Slide

Pak je schrift!
Is de slide geel?

Schrijf de aantekeningen 
over in je schrift!

Slide 6 - Slide

Doel vorige les:
Herhalen:
  • de persoonsvorm
  • het werkwoordelijk gezegde
  • het onderwerp

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat moet er in iedere goede zin staan?

Slide 9 - Open question

Zoek het wwg = pv + andere ww
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 

Slide 10 - Slide

Zoek het wwg = pv + andere ww
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 

Slide 11 - Slide

Onderwerp = wie/wat + wwg
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
           pv+wwg                                                         wwg

onderwerp = wie/wat heeft gehad?

Slide 12 - Slide

Onderwerp = wie/wat + wwg
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 ond   pv+wwg                                                         wwg

onderwerp = wie/wat heeft gehad?
onderwerp = Joop

Slide 13 - Slide

Sleep de zinsdelen naar de juiste plek. Let op... soms staan er twee zinsdelen in één vak.
wwg
ond
overig
Hij
had
de moed
al
opgegeven.

Slide 14 - Drag question

wat is het onderwerp in de volgende zin?

Mijn nieuwe jurk is zojuist gescheurd!

Slide 15 - Open question

Doel van deze les:
  • het lijdend voorwerp

Slide 16 - Slide

Schrijf de zin op.
1. De scheidsrechter gaf een rode kaart.
    pv=
    wwg=
    ond=

Slide 17 - Slide

De scheidsrechter gaf een rode kaart.
PV =
WWG= PV + andere werkwoorden 

OND =

Slide 18 - Slide

De scheidsrechter / gaf /een rode kaart.
PV = gaf
WWG= 

OND =

Slide 19 - Slide

De scheidsrechter / gaf / een rode kaart.
PV = gaf
WWG= gaf

OND =

Slide 20 - Slide

De scheidsrechtergaf / een rode kaart.
PV = gaf
WWG= gaf

OND = de scheidsrechter

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

De scheidsrechter gaf / een rode kaart.
WWG= gaf
OND = de scheidsrechter

Lijdend voorwerp = Wie / wat + wwg + ond?


Slide 24 - Slide

De scheidsrechtergaf / een rode kaart.
WWG= gaf
OND = de scheidsrechter

lijdend.voorwerp = Wie / wat + wwg + ond?
wie / wat + gaf + de scheidsrechter?

Slide 25 - Slide

De scheidsrechtergafeen rode kaart.
WWG= gaf
OND = de scheidsrechter

Lijdend voorwerp =Wie / wat + wwg + ond?
wie/wat gaf de scheidsrechter? een rode kaart

Slide 26 - Slide

Is er een lijdend voorwerp? Zo ja, wat is het?

De leeuw verslindt de gazelle.

Slide 27 - Open question

Is er een lijdend voorwerp? Zo ja, wat is het?

Het warme vlees smaakt prima.

Slide 28 - Open question

!

Slide 29 - Slide

!

Slide 30 - Slide

!

Slide 31 - Slide

Maken: kopieerblad zinsontleding
timer
10:00
Klaar?
  • leesboek uit?
  • ander huiswerk

Slide 32 - Slide

Sleep de zinsdelen naar de juiste plek. Let op... soms staan er twee zinsdelen in één vak.
wwg
ond
lijdend voowerp
overig
Hij
had
de moed
al
opgegeven.

Slide 33 - Drag question

Afsluiting

  • Huiswerk: stappenplan leren + kopieerblad
  • Volgende les: bijzondere vormen van wwg

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide