H1.1 - Wat is Economie

Welkom bij Economie

Boek, pen, rekenmachine, schrift en Chromebook(dicht) op tafel 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerroute VKLeerroute VGLeerroute VTLeerjaar 1,2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom bij Economie

Boek, pen, rekenmachine, schrift en Chromebook(dicht) op tafel 

Slide 1 - Slide

afspraken
  • Je luistert naar elkaar.
  • Spullen mee (boek, Chromebook, pen en rekenmachine)
  • Je gaat netjes met elkaar om.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 1.1
Je leert in deze paragraaf:
- Waar economie over gaat.
- Voorbeelden van wat jijzelf met de economie te maken hebt.
- Hoe bedrijven en de overheid met de economie te maken hebben.
- Hoe je een geldbedrag op de juiste manier noteert en uitspreekt.

Slide 3 - Slide

waar economie over gaat.
- Economie gaat over behoefte er wordt: 
          - geproduceerd 
           -geconsumeerd

Slide 4 - Slide

Voorbeelden van wat jijzelf met de economie te maken hebt.
Wat zijn jouw behoefte? Maak eens een lijstje van 10 Behoeftes die je hebt. 

Opdracht: Maak eens een lijstje van 10 behoefte die je hebt.
Hoe hebben deze behoefte invloed op de economie?

Slide 5 - Slide

Hoe bedrijven en de overheid met de economie te maken hebben.
Wat doen bedrijven en de overheid 
binnen de economie?

Slide 6 - Slide

Consumeren en zelfvoorziening

Slide 7 - Slide

Waar moet je op letten bij Economie?
We willen weten waar je het over hebt. 
- gaat het over euros?           >>> Gebruik dan een  euro teken 
- gaat het over personen     >>> Geef aan dat het om 15 personen gaat
- gaat het over stuks              >>> Geef aan dat het over stuks gaat. 

Slide 8 - Slide

Afronden bij economie 
Euro's altijd op 2 getallen achter de komma: €3,55
Mensen altijd op hele getallen:  2 klanten


decimalen = getallen achter de komma
voorbeeld:  staat er in een vraag rond af op 1 decimaal, dan moet je op 1 getal achter de komma afronden. 

Slide 9 - Slide

Afronden bij economie 
Schrijf de onderstaande getallen op zoals we dat afgesproken hebben:

- 12 euro en 30 cent 
- 15 euro en 347 cent
- 14 duizend 346 euro en 123 cent 

Slide 10 - Slide

Leerdoelen 1.1
Je leert in deze paragraaf:
  • waar economie over gaat.
  • voorbeelden van wat jijzelf met de economie te maken hebt.
  • hoe bedrijven en de overheid met de economie te maken hebben.
  • hoe je een geldbedrag op de juiste manier noteert en uitspreekt.

Slide 11 - Slide